51 gedragen. Het bovenlichaam wordt geheel bedekt door de mantel (jak), welke de snit heeft van ouderwetse japon met lange mouwen, die tot de knieën reikt. Van de taille uit tot de onderkant is de schoot van de mantel van voren open. Over rok en schoot van de mantel, welke over de rok wordt ge dragen, draagt men een klein zwart schortje, omzoomd met zwarte kant. Soms zijn deze voorzien van een kanten entre deux, terwijl om het middel een brede ceintuur met afhangend lint wordt gestrikt. De tooi van het hoofd wijkt in vorm en uitvoering geheel af van die in andere delen van onze provincie. Het meest opval lende hierbij is het ontbreken van het oorijzer, dat zich in alle andere Zeeuwse drachten tot op heden heeft gehandhaafd. Weliswaar kende de inmiddels verdwenen Hulster dracht evenmin een oorijzer, doch de aard van dit costuum is in alle opzichten zo verschillend, dat wij het in deze vergelijking niet willen betrekken. Mutsen. Het haar wordt nog altijd met een scheiding in het midden gedragen. Beide partijen haar worden in benedenwaartse richting naar achter weggekamd en geborgen in een zwarte ondermuts welke nauw om het hoofd sluit. Deze bestaat uit een bol en een pas, is gevoerd en laat voor op het hoofd een klein gedeelte van het haar zien, terwijl ze met een lintje onder de kin wordt vastgestrikt. Over deze ondermuts wordt op zon- en feestdagen een kanten cornetmuts gedragen, die het gelaat cylindervormig omsluit. De bol en de pas van deze muts zijn gemaakt van tule, welke met eivormige of ronde borduur sels van bloemen in patroon is doorgestopt. Langs de bol, die een enigszins langwerpige vorm heeft, is een strook echte Rijselse kant genaaid ter breedte van 4 cm. Een met blauw zijden garen beklede karkas van dun koperdraad wordt langs de voor- en bovenzijde van de kanten strook in de muts ge naaid om deze in de vorm te houden. Aan de onderkant van de muts is de kant een weinig aangerimpeld en niet voorzien van een karkas, doch door het stijven staat deze strook aan de hals horizontaal uit. Evenals de ondermuts wordt ook de bovenmuts onder de kin door middel van een lint bevestigd. Daagse mutsen hebben dezelfde vorm zij zijn van een stevige witte stof of neteldoek gemaakt. Hierin zijn patronen aangebracht door een soort point-clair-naaiwerk, waarbij het patroon wordt gevormd door de draden van het weefsel naar en van elkaar te schuiven en

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1958 | | pagina 73