53 aan en deze zijn veeleer bestemd om er mee te pronken dan om ze aan het oog te onttrekken. Het is haast niet te geloven dat zulke mooie sieraden, alsof het garen of band betrof, zo maar aan de deur werden gekocht van de marskramer, de zgn. „kasjesvent". Toch lag hierin een zekere bekoring, want op de dag dat de kasjesvent besteld was, waren niet zelden vriendinnen of familieleden aanwezig om de keus te bepalen. De marskramer, verzekerd van een verdienste, had geen haast en vertrok soms eerst enkele uren of een halve dag later. Zulk bezoek was niet alleen gezellig, omdat men allerlei nieuwtjes te horen kreeg, maar ook bijzonder nuttig. De koopman kwam op deze manier achter de smaak van zijn klanten en was daar door volkomen op de hoogte van de verlangens, die er in dit opzicht leefden. Hij vormde een onmisbare schakel tussen goudsmid en draagsters, waardoor hij een belangrijk aandeel heeft gehad in het samengaan van smaak en vakmanschap. Een en ander heeft er toe geleid, dat er altijd ontwikkeling bleef bestaan en er een zekere mode-variatie bestond. Des ondanks bleef echter het streekeigen karakter dezer sieraden behouden en het gebruik alleen tot dit gebied bepaald. In het algemeen treft men wat de techniek betreft twee soorten aan, waarvan de meest voorkomende de ketieljebellen zijn. De overige zijn glad of van draadwerk, en komen zeld zamer voor. Naar de vorm worden zij nog onderscheiden in vierkante bellen en puntbellen. Beide soorten komen veelvuldig voor, maar de vierkanten zijn talrijker. Onder de puntbellen daarentegen treft men een grotere variatie aan, indien men althans tot deze groep ook de overige niet vierkante bellen rekent, welke geen cantillebellen zijn. Vierkante bellen. Deze zijn drieledig en samengesteld uit een liggende recht hoek van open opgelegd cantille, met een gladde rand, in het midden een rechthoekige granaat of bloedkoraal (afb. 15). Aan de onderzijde hangen vier lovertjes, terwijl de rechthoek aan de bovenzijde is verbonden aan een driehoek van open gewerkt cantille van spinnetjes en geponste ornamenten. Deze driehoek is weer verbonden aan een kleine rechthoek van staand model, waaraan zich de haak bevindt. Deze rechthoek is evenals de onderste voorzien van een bloedkoraal of granaat. Wanneer deze stenen met facetten enigszins puntvormig zijn geslepen, hetgeen bij de jongere exemplaren het geval is, dan is ook de zetting veel sierlijker en dan is het gouden kastje, waarin zij gevat zijn, niet glad maar afgewerkt met een milligrief randje.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1958 | | pagina 75