54
Puntbellen.
Deze zijn in het algemeen tweedelig en bestaan uit een klein
bovenstuk van ronde vorm, waaraan zich een langgerekt drup
pelvormig onderstuk bevindt, voorzien van lovertjes (afb. 16).
De techniek is opengewerkt cantille en de mooiste uitvoering
die wij kennen heeft een enigszins gebogen vorm en is samen
gesteld uit rijen fraaie spinnetjes, waartussen granaatjes zijn
aangebracht. Van oudere datum dan de hierboven besproken
bellen zijn die, waarin geen versiering van stenen is aange
bracht. Onder deze trekt één soort bellen bijzonder de aandacht
omdat zij ook tot het Hulster costuum behoorden (afb. 16
rechts). Zij zijn van opengewerkt cantille met spinnetjes en
geponste ornamenten op het smalle deel van dit druppel
vormige sieraad is een hoorn van overvloed aangebracht, terwijl
op het brede gedeelte een stervormig ornament van glad goud
voorkomt. Onder aan dit sieraad hangen drie en aan het
driehoekige bovenstuk twee lovertjes. Voor de overige soorten
moge naar de afb. 16 worden verwezen. De variatie en sier
lijkheid van deze sieraden bewijzen dat de Kadzandse vrouw
zich voor het verdwijnen van oorijzer, spelden, gouden naalden
en strikken volledig schadeloos heeft gesteld. Niet iedere vrouw
echter tooide zich met deze bellen door Gereformeerden
werden zij niet gedragen. Op het exemplaar van ingespannen
werk, dat afkomstig is uit de vissersplaats Philippine, wordt
door middel van een gouden schelp, die in deze hanger bengelt,
de verbondenheid met de zee gesymboliseerd (afb. 15 midden).
Kralen.
Het halssnoer bestond uit een vierrangs-collier van kleine
bloedkoraaltjes of granaatjes aan een driedelig vierkant gou
den slot, eveneens voorzien van een geslepen bloedkoraal of
granaat, of aan een gegraveerd gouden slot zonder deze (afb.
18). Onder de sloten van 1840 treft men meestal ronde aan,
versierd met twee hoorns van overvloed. Het dragen van een
lange rij kralen om de hals is hier nimmer gewoonte geweest,
hoewel dit bij andere drachten, waarvan de kleding zich in
even sterke mate aan die van de burgerdracht heeft aangepast,
wel gebruikelijk is.
Voorhoofdsnaald.
Sierspelden zijn bij dit costuum nooit gedragen, maar om
streeks 1850 werd het hoofd nog wel gesierd door een gouden
naald. Een exemplaar, dat zich thans nog in particulier bezit
bevindt en waarvan onomstotelijk vaststaat, dat het tot een