56
diagonaalsgewijze gevouwen en met de punt op de rug ge
dragen, maar gewoon dubbel gevouwen om het bovenlichaam
geslagen. Deze gekleurde doeken gingen echter weer uit de
mode en toen verscheen in deze dracht ook de zwarte over-
doek. Aanvankelijk van wol en voorzien van franje, zoals in
Walcheren, heeft deze doek zich nog ontwikkeld tot de soort
waarin chenille bloempjes waren gewerkt, doch de tegen
woordige Walcherse pluche doek heeft daar geen burgerrecht
meer verkregen. Zwarte doeken ziet men des winters nog
algemeen dragen.
De manteline.
In de winter droeg men de zgn. manteline, dat is een lang
en ruim overkleed van zwart laken en zonder mouwen. Dit
omhult het gehele lichaam van de hals tot de voeten en is
verder voorzien van een capuchon. Deze capuchon, gegar
neerd met fluweel, zijdelint, zwarte kralen of git, deed vroeger
een enkele maal dienst bij plotseling opkomende regen ter
bescherming van de muts. Keerde men 's avonds bij strenge
koude huiswaarts dan werd de capuchon eveneens opgezet.
Behalve met gewone haken en ogen, wordt de manteline
bovendien op de borst gesloten met een zilveren of, wat zeld
zamer voorkomt, met een gouden gesp, welke gespen een
vierkante of ronde vorm hebben en uitgevoerd zijn in filigrain.
Langs de voorzijde en onder op de zoom, evenals op de
bovenkant van de capuchon was met garen een doorlopend
motief gestikt. Aan de binnenkant was de manteline gedeelte
lijk gevoerd met een soort baai, dat paars van kleur is. Zij
komen thans nog maar zelden voor.
Het trouwcostuum.
Voor deze gelegenheid schafte de bruid zich een geheel
nieuw costuum aan, dat omstreeks 1870 bestond uit een beste
karkassenmuts van Rijselse kant met een doorgestapte bol
van tule. Voorts een gekleurd jak, de zgn. trouwmantel, van
een effen kleur, en als trouwkeus een zwarte bovenrok van
laken of flemming, met witte strepen, waarover het kleine
zwarte schortje werd gedragen. De voeten staken in witte
kousen van sajet en lage zwarte lakschoenen. Deze waren
diep uitgesneden en lieten de witte kousen zien, die op de
voet opengewerkt waren.
Behalve de gouden gladde trouwring, die door de bruidegom
was geschonken, werden geen bijzondere trouwsieraden ge
dragen en deden de zondagse bellen en kralen dienst. Door