57 de mannen werd geen trouwring gedragen. Onder deze trouw ringen is er echter een uitvoering bekend, die de aandacht verdient. Dit is de zgn. hoepring, die uit later tijd dateert en met een zekere kunstgreep los of vast gemaakt werd. Door elk der verloofden werd de helft gedragen, terwijl de vrouw na het huwelijk beide delen als een geheel droeg. Tenslotte zij vermeld, dat vroeger ook witte kousen werden gedragen. Heel oude mensen weten zich nog te herinneren, dat de boerinnen wit gekoust waren wanneer zij in de zomer op marktdagen uit de phaëton, de boerenwagen, stapten. Lange tijd is ook het dragen van een beugeltas mode ge weest en deze stemde overeen met die der andere drachten thans ziet men ze niet meer. Het horloge daarentegen, dat hier eerst na 1900 in de mode kwam, wordt nog wel gevonden het wordt aan een lange gouden schakelketting of zwart koord om de hals gedragen en in een speciaal horlogezakje op de taille van de mantel geborgen. C. Kinderdrachten Vermeldingen van kindermutsjes met een gouden haakje en oogje zouden er op kunnen wijzen, dat hier lang geleden ook een kinderdracht m zwang is geweest. Hoe deze er heeft uitgezien is ons niet bekend, maar waarschijnlijk zal deze in grote lijnen verwant zijn geweest aan het oud-Kadzandse cos- tuum. Van een kinderdracht uit later tijd zijn geen gegevens tot ons gekomen en het schijnt, dat deze er ook niet is geweest. Zover mensenheugenis reikt de oudste vrouwen, die het costuum thans nog dragen, bevestigden dit gingen de kin deren eerst op 12- of 14-iarige leeftijd in de dracht. Voor kinderen beneden die leeftijd volgde men enigszins op een afstand de burgermode. Toen op het eind der vorige eeuw het verschijnsel zich ging voordoen, dat men het costuum ging afleggen, begon men ook van deze regel af te wijken. Jonge meisjes droegen dan nog wel een costuum, doch de muts ging men eerst dragen wanneer men belijdenis aflegde, wat op 18- a 20-jarige leeftijd plaats vond; door de week droegen enkele dan ook wel een hoed. Sommigen droegen de muts daarna nog slechts op zon- en feestdagen om tenslotte al spoedig de burgermode in zijn geheel na te volgen, terwijl anderen het costuum trouw bleven. De doopmutsjes uit omstreeks 1875 hadden zich reeds aan de burgermode aangepast en zijn van kant, gegarneerd met smal lint en strikken. Onder deze kan men er enkele aantref-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1958 | | pagina 79