59
gitten, terwijl de sluiting van zilver was, gegraveerd, of bezet
met enkele gitten of zwarte kralen.
De tijd gedurende welke men rouw aannam was vroeger
vijftien maanden, doch later werd dit uitgebreid tot 18 maan
den, soms zelfs tot twee jaar, ingeval van man of vrouw, ouders
of kinderen. Voor broeders en zusters, grootouders en klein
kinderen was de rouwtijd korter en deze duurde vroeger zeven
maanden, hetgeen later werd uitgebreid tot negen maanden.
E. De dracht der Katholieken
Evenals in andere delen van Zeeland en van Nederland
treft men in het land van Kadzand, overigens overwegend
Protestants, het verschijnsel aan dat verschil in geloof tot uit
drukking komt in de kleding1). Zo droeoen de Katholieke
vrouwen hier geen muts maar een hoed. Dit verschil bestaat
nog altijd en was ook reeds aanwezig op het eind der vorige
eeuw, rond 1880. Deze hoeden zijn plat en ouderwets van
model, meestal zwart met bloem- of lintgarnering in een don
kere kleur en werden loodrecht op het hoofd gedragen. Voorts
openbaarde zich ook een verschil bij de winterdracht, t.w.
bij de manteline. Was deze aan de voorzijde niet voorzien van
garenstiksel doch van applicatie van fluweel evenals op de
capuchon, dat enigszins ruitvormig was aangebracht, en hingen
er aan de punt van de capuchon een of meer kwastjes, dan
behoorde de manteline tot de dracht der Katholieken. Boven
dien zou ook de garnering van de capuchon met kraaltjes en
gitten meer in Katholieke, dan in Protestantse richting wijzen.
Het liikt niet uitgesloten dat de geloofsovertuiging, evenals
bil de Katholieke dracht van Zuid-Beveland, eerst in de tweede
helft der vorige eeuw tot uitdrukking is gekomen. Dit mag
misschien worden afgeleid uit de boedelbeschrijving van Cor-
nelis Sanders, landman te Schoondijke, van 28 mei 1792. Wij
vinden daarin een opsomming van de gebruikelijke onderdelen
en sieraden, doch daarin treffen wij ook een ..hooftyser" aan,
alsmede langette en kanten trekmutsen en een paar gouden
strikken met parels. Tevens wordt echter melding gemaakt
1) Voor Zuid-Beveland, zie Archief 1956 p. 57 vlg.
Bij de behandeling van het Walcherse costuum (Archief 1954 resp.
p. 95 en 106) ware te vermelden geweest dat door Oud-gereformeerde
mannen het dragen van gouden knopen soms wordt nagelaten, dat Oud-
gereformeerde ongehuwde en gehuwde vrouwen geen strikken dragen, en
dat door gehuwde Gereformeerde vrouwen geen strikken worden gedragen,
en zeker niet op zondag.