JAARVERSLAG OVER 1957/58 UITGEBRACHT IN DE ALGEMENE VERGADERING VAN 30 APRIL 1958 DOOR DE SECRETARIS VAN HET CENOOTSCHAP Dr. W. S. UNGER Geachte Toehoorders. Het vorig jaar eindigden wij ons jaarverslag, na enige mededelingen te hebben gedaan over de plannen tot oprichting door ons Genootschap, de provincie Zeeland en de gemeente Middelburg en met subsidiëring door het Rijk, van een stich ting, die de verbetering en verdere exploitatie van een deel van onze taak, nl. het museum, ter hand zou nemen, met de verwachting dat het volgend verslag over deze zaak misschien een definitief resultaat zou kunnen vermelden. Dit jaar be ginnen wij met de mededeling dat deze verwachting is opge gaan, zij het in enigszins andere zin dan, behalve de realisten, de meesten der deelnemers aan dit gesprek zich hadden voor gesteld en allen hadden gehoopt. Door verder gaande ver- slechting van de financiële toestand van de publiekrechtelijke lichamen, het vorig jaar in overeenstemming met de eufemisti sche terminologie in deze onheilszwangere periode als „ver strakking" aangeduid, is verwezenlijking der plannen, zoals te voorzien was, in de ijskast gezet. En niemand weet voor hoelang. Het heeft daarom geen zin het verloop der bespre kingen te memoreren difficile esset satyram non scribere. Genoeg zij het te vermelden dat het gemeentebestuur geen toestemming verkreeg, gezien het enorme tekort op de be groting, nieuwe en onverplichte subsidies op zich te nemen, waardoor het provinciaal bestuur zich gedwongen zag met een

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1958 | | pagina 3