BIJDRAGEN TOT DE KENNIS DER KLEDERDRACHTEN IN ZEELAND EN HAAR ONDERLING VERBAND VAN 1700 TOT HEDEN DOOR J. DE BREE (vierde stuk) V. DE DRACHTEN VAN SCHOUWEN EN DUIVELAND, VAN TOLEN EN VAN NOORD-BEVELAND Inleiding Met Schouwen en Duiveland, Tolen en Noord-Beveland betreden wij een drachtengebied, dat zich ook buiten Zeeland uitstrekt en waaronder ook de Zuidhollandse eilanden vallen. In dit gebied behoren costuumdragenden min of meer tot een zeldzaamheid alleen enkele oudere vrouwen zijn er het cos- tuum nog trouw. Mannen in dracht treft men er helemaal niet meer aan en de tijd, waarin dit wel het geval was, moet reeds meer dan een halve eeuw achter ons liggen. De onderhavige drachten hebben alle hetzelfde karakter zij hebben met elkaar gemeen dat oorijzer en mutsen nog herinneren aan een vroeger costuum, terwijl de kleding van het lichaam zich volkomen aan de burgerdracht, maar dan van ouderwetse snit, heeft aan gepast. Overigens dateert deze aanpassing niet van de laatste tientallen jaren maar moet zich reeds vroeg in de eerste helft der vorige eeuw hebben aangediend. Ondanks grote onder linge overeenkomst zijn de drachten in de genoemde gebieden onderling weer verschillend van uitvoering, zodat zij gemakke lijk zijn te herkennen. Ten opzichte van het costuum van Schouwen en Duiveland treden deze verschillen het sterkst naar voren, terwijl die van Tolen en van Noord-Beveland vrij wel aan elkaar gelijk zijn. Het Schouwse costuum steekt daarbij minder gunstig af het vertoont niet de rijke en gevarieerde uitvoering der sieraden der beide andere, maar is eerder sober te noemen. Hoewel sierlijk, zijn de sieraden bescheiden van afmeting en boeten door de manier van dragen van de muts nog aan aantrekkelijkheid in. Het is dan ook niet alleen aan de sieraden te danken maar ook aan de wijze waarop de muts wordt gedragen, dat Tolen en Noord-Beveland een mutsendracht kennen, die tot de meest gracieuze kan worden

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1959 | | pagina 11