14
de bellen ook altijd met deze kant naar achter gedragen. De
achterkant is samengesteld uit cantille met spinnetjes, rozetjes
en geponste blaadje, waaraan heel vaak twee horens van
overvloed zijn toegevoegd. De voorkant is soms versierd met
bloedkoraal, meestal echter met granaatjes, die verspreid tussen
pareltjes zijn aangebracht rond een staand ovaal met polirand.
Een zeer bijzondere vorm van versiering, die zelden voorkomt,
is niet vervaardigd van opengewerkt cantille maar van plaat-
cantille. Bij deze uitvoering zijn de spinnetjes dicht tegen
elkaar op een gouden plaat aangebracht, terwijl de granaatjes
bladvormig zijn gegroepeerd in kastjes, waarvan de randen
geplooid zijn, een zeldzame techniek voor Zeeuwse sieraden
en bijzonder fraai. Wisselbellen en kussenbellen hebben het
zelfde aantal lovertjes, doch nu voorzien van een granaatje
het gouden bolletje, dat aan de spiegelbellen voorkomt, ont
breekt. In de rouw droeg men ook hier de bekende rouw-
klokken waarvan de ons bekende exemplaren zich niet onder
scheiden van die, welke in Walcheren werden gedragen.
De mutsspelden zijn alle cantille spelden, waarvan een paar
van ronde vorm boven op het voorhoofd achterwaarts in de
muts worden gestoken. Een tweede paar, van druppelvorm,
bevindt zich boven op de kuif in de rand van de muts, terwijl
een paar kleine platte spelden, welke eveneens rond zijn, de
muts ter weerszijden van het gelaat sieren. Aanvankelijk waren
al deze spelden niet van steentjes voorzien, maar toen de
bellen rijker van uitvoering werden, vond dit ook zijn toe
passing in de spelden, die dan ook een zeer gevarieerde ver
siering van granaatjes laten zien, doch voorzover ons bekend
nooit van bloedkoraal.
Het volledige collier wordt niet meer gedragen in plaats
daarvan droeg men reeds in de vorige eeuw een streng grote
granaten, die op de borst werd gesloten met een gouden ton,
bezet met granaatjes en pareltjes en soms voorzien van drie
lovertjes en een kettinkje.
Op de borst draagt men een broche van burger-makelij,
hoewel enkele exemplaren voorkomen die op gelijke wijze als
de bellen zijn uitgevoerd en daarmede een Tools karakter
krijgen. Vroeger kende men ook een plat opengewerkt gouden
sieraad, dat ter hoogte van de borst aan een gouden ketting
werd gedragen.
Uitgaande van de boedelbeschrijvingen moet het costuum
zich wat de samenstelling betreft in de 18e eeuw nog niet van
de overige drachten hebben onderscheiden. De traditionele
doek en beuk wordt dan nog gedragen, evenals mantel, rok en