15
schort, mutsen en een oorijzer met gouden krullen. Ook gouden
voorhoofdsnaalden worden vermeld. Een punthaak komt even
eens voor doch deze is in tegenstelling tot de andere drachten
van goud. Men droeg toen ook reeds gouden hangers aan het
oorijzer die vermeld worden als gouden bellen misschien
waren dit de welbekende klaverbladvormige strikken, die wij
ook in de meeste andere drachten in vroeger tijd aantroffen.
Evenwel kwamen daarnaast ook reeds belletjes met granaat
voor. Het halssnoer bestond uit één of drie rijen bloedkoralen
aan een gouden slot, soms in de vorm van een kapittelstokje.
Onder de overige sieraden vinden vermelding beugeltassen
met schaar, ketting en koker, parelspelden, schoengespen,
gewerkte- en ruitringen, bijbels met zilver beslag, snuif- en
eau de la reinedoosjes.
Met betrekking tot de kledingstukken moge naar de overige
drachten worden verwezen waarbij wij volledigheidshalve ver
melden dat de oudste kledingstukken, nl. stiklijven, beuken en
een faalje, eveneens in de boedels worden aangetroffen.
In de 19e eeuw en waarschijnlijk reeds op het eind der 18e
kwamen japonnen in de mode, evenals de combinatie van jak
en rok. Deze waren geheel van burgersnit en licht van kleur.
De jakken waren enigszins vierkant van model en zeer kort
met lange wijde mouwen, terwijl zij soms van een kraagje
waren voorzien. Sommige waren gebloemd en droegen geome
trische motieven, terwijl andere een donkere ondergrond
hadden en aan de pols met een smal fluwelen bandje waren
afgezet. Deze jakken werden omstreeks 1870 nog wel ge
dragen. De muts was in het begin der vorige eeuw nog zeer
klein, maar omstreeks 1840 was deze reeds voorzien van een
korte afhangende strook, welke naderhand tot de huidige
omvang is uitgegroeid. Bij het opmaken van de muts gaf men
de bol en de kanten strook een gele kleur, terwijl de rest
geblauwd werd.
m. DE DRACHT VAN NOORD-BE VEI, AND
Wij zouden bij de verhandeling over dit costuum kunnen
volstaan met een verwijzing naar de Toolse dracht, omdat het
verschil tussen beide minimaal is. Aangezien een onderzoek
naar de klederdrachten echter steeds moeilijker zal worden
en reeds nu op Noord-Beveland hoegenaamd geen personen
in costuum meer worden aangetroffen, achtten wij het van
belang dieper op de zaak in te gaan. Dat wij daarbij in her
haling vallen is een bezwaar, waartegen o.i. grotere volledig
heid wel opweegt.