21
Wanneer deze muts goed wordt gedragen, hetgeen 40 jaar
geleden niet altijd het geval was, dan dient de tule ruim te
worden gestreken, zodat zij naast het hoofd oprijst en een
symmetrische stand krijgt (zie afb. 9). Door deze wijze van
zetten, en ook door het feit dat zij minder diep op het hoofd
staat, wint zij het in sierlijkheid verre van de Toolse en
Schouwse mutsen. Door de week waren de mutsen van
smallere en minder kostbare kanten voorzien. De kostbaarste
mutsen, die het voor die tijd zeer hoge bedrag van enkele
honderden guldens kostten, werden alleen bij bijzondere ge
legenheden gedragen en gingen vaak een mensenleeftijd mee.
De opmaak van het haar, dat gedeeltelijk onder een zwarte
ondermuts schuilgaat, is zeer eigenaardig. Aanvankelijk werd
het bij deze mutsen ook nog in een scheiding gedragen en,
benedenwaarts weggekamd, achter in de ondermuts geborgen,
doch naderhand kwam een kuif met een brede horizontale
golf in zwang. Zeer opvallend was het kapsel, waarbij het
haar in twee partijen verdeeld werd, die in de vorm van een
roomhoorn naast elkaar buiten de ondermuts voren op het
hoofd liggen. De zilveren beugel van het oorijzer, welke in de
ondermuts wordt gespeld, heeft de bekende vorm, doch de
spiraalvormige gouden krullen zijn niet alleen groot, maar
lopen naar de top smal toe. Soms zijn zij vervaardigd uit een
om zijn as gedraaide vierkante draad in plaats van uit een
ronde.
Op de muts droeg men bij het uitgaanscostuum een blinkend
zwart kapothoedje, voorzien van veren, kralen of een tuiltje
bloemen dit werd met twee zwarte keelbanden onder de kin
gestrikt. De zwarte mantel, die hierbij werd gedragen, was van
burger makelij. Thans ziet men deze „kiepjes zoals de
hoedjes werden genoemd, natuurlijk nog maar hoogst zelden.
Na 1900 heeft het costuum hoegenaamd geen veranderingen
meer ondergaan, mede door de omstandigheid dat de jongeren
niet meer in dracht gingen. Ook de sieraden zijn dezelfde
gebleven deze bestaan uit twee paar mutsespelden, een paar
zijspelden en hangers (zie afb. 10). Van de eerste wordt een
paar van ronde vorm binnen de krullen horizontaal achterwaarts
gedragen, terwijl het andere paar, dat eivormig is, binnen de
ronde spelden boven op het hoofd in de muts wordt gedragen
met de punten naar elkaar toe gericht. De zijspelden, die veel
kleiner zijn en een ronde vorm hebben, worden terzijde van
het gelaat in de muts gestoken. Al deze spelden komen
overeen met die uit de Toolse dracht, op enkele verschillen
na. Men treft ze zowel van plaatcantille als van opengewerkt