23 uitvoering, die aan de voorkant bloedkoraal, aan de achterkant granaatjes draagt alleen in Noord-Beveland zou gedragen zijn, gelijk men beweert, staat niet vast. De klokkebellen bestaan uit een sikkelvormig bol bovenstuk waaraan lovertjes, terwijl in het midden een grote ronde granaat hangt. De granaat is gevat in een manchet van open gewerkt cantille, waarop twee of drie kleine granaatjes zijn aangebracht. Het bovenstuk is eveneens van opengewerkt cantille en versierd met spinnetjes. Aan de voorkant van het bovenstuk bevinden zich twee rozetten van granaatjes, die in een zesster om een parel zijn aangebracht. Tussen deze twee rozetten bevindt zich in het midden van het sieraad een ovaal van tegen elkander liggende granaatjes. De achterkant draagt een versiering van spinnetjes en geponste plaatjes en twee kleine rozetten, waartussen op een verhoogd middenstuk een grote rozet is aangebracht. Op de achterkant is geen ver siering van granaat toegepast. Een minder vaak voorkomende uitvoering is die van plaatcantille, waarbij dezelfde versiering op een gouden plaat is aangebracht, terwijl overigens ook het aantal spinnetjes groter is. Zilveren sieraden hebben wij bij deze dracht nimmer aan getroffen. Zoals gezegd heeft het costuum de laatste tientallen jaren weinig verandering ondergaan en wordt het momenteel nog ongeveer in dezelfde uitvoering gedragen. Het aantal draagsters is niet groot meer, en alleen bij de kerkgang kan men een enkele maal een vrouw in dracht aantreffen. Zelfs onder de zeventigjarigen zijn er velen die nimmer costuum hebben gedragen, omdat het in haar jeugd reeds uit de mode begon te gaan. C. De kinderdracht Het voorkomen van kinderdracht in de 18e eeuw ligt voor de hand en wordt door de boedelbeschrijvingen bevestigd, doch wij zien weer het verschijnsel dat vermeldingen van onderdelen, welke tot het kindercostuum hebben behoord, weinig talrijk zijn. Wij mogen aannemen dat het costuum in grote trekken dat der volwassenen nabij kwam. Dit is zeker het geval in de eerste helft der 19e eeuw, waar wij op de prent van Von Bing en Braet von Ueberfeldt over de af beelding van een meisje beschikken. Dit gaat naar de trant der volwassenen gekleed en draagt zelfs een gouden voor- hoofdsnaald. Het jakje wijst echter reeds op een nieuwere mode, die later door de vrouwen zou worden overgenomen. In het verloop der 19e eeuw ging de kinderdracht geheel

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1959 | | pagina 41