24 teloor, zodat het tegenwoordige geslacht het costuum eerst ging dragen wanneer de meisjes ongeveer zestien jaar oud waren. Hoewel een jongenscostuum in de eerste helft der vorige eeuw nog wel zal hebben bestaan, zal dit evenals het mannencostuum reeds vroeger in onbruik zijn geraakt, doch daaromtrent beschikken wij niet over nadere gegevens. D. De burgerdracht Naast de dracht der landbouwersvrouwen, die zoals wij zagen in later tijd door de mode uit de stad werd beïnvloed, deed zich ook op dit eiland het verschijnsel van een streek- dracht voor die „burgerdracht" werd genoemd. Deze werd door de gewone burgerij gedragen en later ook wel de dracht der arbeidersvrouwen genoemd. Het is ons niet bekend of het costuum thans nog voorkomt, doch enkele jaren geleden was dit nog wel het geval. Karakteristiek voor deze dracht is de minder kostbare muts, waarvan de kant smal is, terwijl de bellen aan het oorijzer de bekende strikken zijn, die op een oude oorsprong wijzen. Deze strikken zijn tweedelig, maar op de plaats, waar bij de Walcherse, Axelse en Nieuwlandse strikken spijkerkoppen en noppen voorkomen, is hier een halve granaat aangebracht. Aan het onderstuk bevindt zich een klein aanhangsel, waarin eveneens een granaat voorkomt. Men noemt deze strikken steenbellen of krentebellen (zie afb. 11). Hoe oud het costuum op zichzelf is valt moeilijk te zeggen, maar dat het reeds in 1840 bestond is vrijwel zeker. De vroegste afbeelding hiervan menen wij te hebben gevonden op een geschilderd vrouwenportret uit die tijd, dat zich in de verzameling van het Zeeuwsch Genootschap bevindt (afb. 7). De dracht doet op het eerste gezicht steeds aan, maar uit de aanwezigheid van een oorijzer met gouden krullen en strikken blijkt, dat wij niet met een burgercostuum uit de stad te doen hebben. Een voorhoofdsnaald is mede aanwezig, maar van de beuk valt niets te ontdekken, terwijl het costuum in details sterk in de richting van de zgn. burgerdracht wijst. Dit wordt vooral geaccentueerd door bovengenoemde steen bellen welke zich aan de krullen bevinden. Terugkomend op de afbeelding bij Von Bing en Braet von Ueberfeldt moeten wij tenslotte vermelden, dat hierop naast afbeeldingen van personen, wier costuum een nieuwe mode verraadt, er één voorkomt die enigszins verschilt. Afgaande op de snit van het jak en de aanwezigheid van steenbellen is aan te nemen dat in dit geval eveneens de zgn. burgerdracht

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1959 | | pagina 42