28 en met plooien en rozetten druk bezet soms is kraalversiering aangebracht. Overigens is de muts vrij somber en weinig opvallend, al doen de rozetten wel grappig aan. Voor het maken van zulk een muts, wat nogal tijd vereiste, ontving men een kwartje, terwijl de kraaltjes 7 cent kostten. De stad Hulst kende eveneens een wit mutsje, althans door de week, dat wel rond was, maar anders dan de poldermuts. Het was gemaakt van tule, met tule strookjes en lint gegar neerd. Hiervoor gebruikte men heel smal lint, terwijl een breder lint onder de kin dienst deed. Waarschijnlijk is dit in oorsprong een meer algemene stadsdracht geweest. Tenslotte was er nog een ander type muts in zwang, de ,,rollekesmuts", gelijkend op de Hulster stadsmuts, maar dan in het zwart. Waar deze muts precies gedragen werd hebben wij niet kunnen ontdekken in ieder geval is er in Hulst zowel als in Grauw een persoon geweest, van wie men zich weet te herinneren dat deze dit model droeg. Oorbellen. Bij de verschillende mutstypen, in het Land van Hulst gedra gen, behoorden geen oorijzer, wel gouden bellen, waarvan som mige zeer bijzonder van uitvoering zijn (zie afb. 18). Er zijn zekere variaties in, doch deze zijn niet talrijk en weinig in het oog vallend. Kenmerkend is, dat zij in geen enkel opzicht op de overige Zeeuwse bellen lijken, op één uitzondering na, de zgn. puntbellen, een type, dat ook in het Land van Kadzand voorkomt en daar vroeger vrij algemeen was. Zeer eigenaardig van uitvoering zijn ook de eikelbellen, samengesteld uit een bolle eikel, aan de bovenzijde waarvan een bladerrand is aangebracht de eikel wordt door een geponst handje vast gehouden. Bovendien hangt de eikel aan een gelobde druppel- vorm van geponste krullen rond een glad vlak. Aan de achter kant hiervan is een grote haak bevestigd, waarmee het sieraad in het oor wordt gedragen. Een ander type heet lange bellen. Deze zijn ongeveer 6 cm lang en enigszins buisvormig, hier en daar met verdikkingen, terwijl zij onder breder zijn dan boven en geen versiering dragen. Koralen. Het vierrangs bloedkoralen collier werd algemeen gedragen aan een driedelig slot van cantille, de zgn. schuifsteen, dat alleen in ronde vorm voorkwam, met geringe verschillen in de uitvoering, terwijl er, doch dit bij uitzondering, ook wel eens een bloedkoralen versiering aangebracht is (zie afb. 18). Het

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1959 | | pagina 46