31 over een rok. Het jak met veel pandjes en de rok beurtelings in verticale richting gestreept met stroken fluweel en glim mende zijde. Toen droeg men in de week een rok van baai en een kort nauwsluitend jakje met een kort schootje. Tot steun van de rokken en ook om deze wijd te laten uitstaan droeg men een „bagge", dat is een dikke rol van geplooide stof, die bevestigd was aan een lijfje. Doeken. Met de uniformiteit der japonnen uit de laatste periode vormt de uitbundige variatie der doeken een opvallende tegen stelling. Een diagonaalsgewijze gevouwen, vierkante doek, die om de schouders werd geslagen, onttrok het bovenste deel van de japon geheel aan het oog en liet alleen de armen vrij. De volle punt van deze doek hing laag op de rug en vrij, waardoor het patroon daar prachtig tot zijn recht kwam (zie afb. 14). De beide andere punten werden over de borst gekruist, zodat zij nauw aan de hals sloot, maar onder de kin nog juist het gouden slot en een deel van het halssnoer zicht baar liet. Vanonder gingen deze punten schuil onder de schort. De doeken waren van katoen, maar voor heel netjes droeg men ook zijden doeken met een rand van bloem-patroon. Men treft er heel bijzondere exemplaren onder aan, bv. de cachemire doeken met palmetversiering, welke buitengewoon mooi zijn. Een andere versiering vertoonden weer de zgn. bestekene doeken, die over de gehele oppervlakte met kleine motieven versierd zijn en door de week werden gedragen. Verder komen ook bedrukte doeken voor, met als versiering veelal een rand van gekleurde bloemen en bladeren op zwart fond. Tenslotte had men ook driekante doeken, gegarneerd met passement en kralenrandje. Al deze uitvoeringen zijn voorzien van franje. De vierkante doeken werden in het midden van achteren wel in een speciale plooi gelegd opdat zij van voren beter uitvielen. Wanneer men niet in de rouw was, droeg men op de borst een gouden medaillon of een broche, onder welke men er ook aantreft met gouden kettinkjes. Deze laatste zijn van uitvoe ring gelijk aan de reeds eerder beschreven borstzeugen uit andere delen der provincie. Katholieken droegen op de borst een gouden kruis aan een zware gouden ketting, doch ook weder alleen buiten de rouw. Schorten. Over de japon droeg men een zwart zijden schortjehet was

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1959 | | pagina 53