44
jaar in jaar uit op het tal voorkwamen en toch nooit werden
gekozen en die daarom de predikant zeer onheus bejegenden.
Om dit laatste te voorkomen stelde ds Coopsen in 1724 voor
de dubbeltallen niet eerder publiek te maken dan in de mor
gendienst en dadelijk na afloop daarvan de manslidmaten de
keus te laten doen t). Een weinig fraaie maatregel
Al te na verwanten mochten niet gelijktijdig in de kerkeraad
zitting hebben. Dat bleek b.v. in april 1719, toen tot ouderling
was gekozen Aarnout Zonneville en tot diaken diens schoon
zoon Elias Zonneville. De kwestie kwam in het collegium
qualificatum, bestaande uit de kerkeraad met baljuw Willem
Gijsbert de Beaufort en burgemeester Adriaan Hoebeke, wier
uitspraak was dat de verkiezing van Elias Zonneville onge
daan gemaakt diende te worden Jacobus Christiaansen kwam
in diens plaats 2
Omtrent plichten van predikanten en ouderlingen tijdens
kerkdiensten en vergaderingen vonden wij in het notulenboek
het volgende bepaald.
Dominee diende vóór het ophouden van het klokgelui in de
kerk te komen. De ouderling, die na de aanvang van het
zingen binnenkwam, betaalde 2 stuivers boete.
De Dordtse vaderen hadden al bepalingen tegen te lange
predikaties moeten maken ,,die de memorye der toehoorders
en hun ijver braken, ende alsoo als een walghinge der maag
voortbragten" 3Ook voor IJzendijkse dominees gold de ver
maning de kerk niet te lang in te houden. Indien de zegen
zondagmorgen niet vóór 11 uur was uitgesproken, verbeurde
de predikant een schelling. Dat werd 29 dec. 1695 nog eens
onderstreept in de vier wintermaanden (november, december,
januari en februari) moest de zegen 's morgens vóór 11 uur
en 's middags vóór 4 uur zijn gegeven. De aanvangsuren
waren resp. 9 en 2 uur.
Zat een ouderling tijdens de dienst te slapen, dan bedroeg
de boete twee stuivers. Onder de bediening van Gods woord
paste eerbied en aandacht. Doordat de slaper het feit loo
chende, leidde deze bepaling wel eens tot dispuut. Daarom
besloot de kerkeraad aldus als iemand door een broeder
ouderling wordt beschuldigd te hebben geslapen, dan moet de
kerkeraad dit aannemen ontkent de beschuldigde echter, dan
is een tweede getuige nodig. Bevestigd deze het feit, dan
1) Notulen consistorie IJzendijke 23 april 1724.
2) Alsvoren 16 april 1719.
3) G. D. J. Schotel. De openbare eeredienst der Ned. Hervormde
Kerk in de zestiende, zeventiende en achttiende eeuw (1870), p. 409.