48
zo kon op 31 maart 1667 aan de heren Commissarissen van
de Raad van State, komende op de verpachting in Vlaanderen,
worden verzocht met het beroepen van een tweede predikant
te kunnen voortvaren, wat werd toegestaan. Om alle misver
standen te voorkomen, stelde de kerkeraad het volgende vast
1de tegenwoordige predikant zou door het beroepen van
een tweede op geen enkele wijze in zijn traktement en emolu
menten worden gekort. Hij zou als oudste in dienstjaren het
gewone traktement van 600 caroliguldens, hem door de Raad
van State jaarlijks toegezegd, blijven genieten, en bovendien
een emolument van 100 caroliguldens per jaar ontvangen.
Dit laatste was 2 augustus 1658 door de magistraat en kerke
raad van IJzendijke bedongen van de prelaat van de abdij van
St-Pieter bij Gent ten aanzien van de tienden ten bate van
de predikant of predikanten van IJzendijke. Verder bleef de
tegenwoordige predikant genieten een jaarlijks emolument van
30 caroliguldens voor classicale onkosten, door hem altijd uit
de middelen der kerk ontvangen
2) de komende tweede predikant zou zich moeten conten-
teren met het ordinair traktement van 600 caroliguldens
geen enkele vermeerdering mocht ten laste van de kerk zelf
komen. Een eventuele vermeerdering van traktement door de
Raad van State moest altijd gedeeld worden, zodat de predi
kant, die het langst in dienst der gemeente was, jaarlijks altijd
130 caroliguldens meer genoot dan zijn collega. De herderlijke
zorg, als preekwerk en huisbezoek, diende gelijkelijk te worden
gedeeld 1).
De classis gaf toestemming voor het beroep en nu begon
het zoeken naar een tweede predikant, wat nog niet meeviel.
In oktober 1667 besloot de kerkeraad, alvorens een dag vast
te stellen voor het beluisteren van enkele proponenten, eerst
enige predikanten te gaan horen, nl. ds Eduard te Nieuwvliet
en ds Joh. de Buisson te Zuidzande, de eerste vóór, de andere
na de middag. Ds Coorte, ouderling Jan van der Swalme en
een diaken vormden de hoorcommissie2). Toch verliep het
beroepingswerk stroef. Dat bleek wel toen op 1 november
1667 de classis-visitatoren te IJzendijke verschenen, nl. ds
Koelman van Sluis, ds Snijers van Middelburg en ds du Prié
van Koudekerke. Zij rapporteerden twee dagen later op de
classis te Middelburg, dat in IJzendijke alles in orde was
bevonden, maar dat zij informerende naar het beroepingswerk,
hadden bespeurd dat op verschillende broeders door bedrei-
1) Notulen consistorie IJzendijke 16 juli 1667.
2) Alsvoren 15 okt. 1667.