51 Strijd naar binnen en naar buiten. Tijdens de periode van ds Egbertus Coopsen, die de ge meente van IJzendijke heel lang heeft gediend (1707'51), viel de kwestie voor met Jacobus de Kubber, een landman in de Mauritspolder. Zij geeft ons een goed idee van de strijd, die de kerk ook naar binnen voerde om de ware leer te hand haven. Wij doelen hier op de leerstellingen van Pontiaan van Hattem. Deze was in 1683 wegens onrechtzinnigheid als predikant te St-Philipsland afgezet. Nog lang na zijn dood (in 1706) bleven zijn aanhangers in Zeeland en Zuid-Holland, ook in Bergen op Zoom en Roosendaal, in „conventikelen" samenkomen. Zijn denkbeelden vertoonden duidelijk een pan theïstische inslag, b.v. de dingen zijn zo eeuwig als God eeuwig is, God is duivel, hemel en hel. In hetzelfde verband komen ook ter sprake de namen Marinus Booms en Gos. van Buytendijck. De schoenmaker Marinus Booms werd in 1698 in Middel burg het Avondmaal ontzegd, omdat hij onder invloed van de lectuur van geschriften van Spinoza en Pontiaan van Hattem zeer ongereformeerde leerstellingen was gaan huldigen. Jaren lang bleef hij in de gemeente beroering wekken, tot eindelijk zijn afsnijding van de kerk en zijn verbanning uit Middelburg volgden. In 1715 vestigde hij zich met de afgezette predikant Gos. van Buytendijck eerst in Roosendaal, later in Breda, waar zij niet weinig aanhang verwierven. Hoe verliep de zaak-De Kubber nu in IJzendijke? In 1729 begon de kerkeraad zich te bemoeien met diens verderfelijke opvattingen, die scherp afbogen van de gereformeerde leer. Vele samensprekingen, of liever verhoren, vonden plaats. Zo b.v. op 19 september 1729 toen de beide predikanten Coopsen en Van Oordt in de pastorie van laatstgenoemde van drie tot zeven uur een samenspreking met De Kubber hadden, waarbij ook ouderling Jan Amers aanwezig was. Enige weken later duurde een nieuw onderhoud zelfs van 3 tot 9 uur. De land man bleek veel vreemde gevoelens t.o.v. de Godheid enz. te koesteren, die volgens de broeders in de grond der zaak „spinosistisch, libertijns en hattemistisch" waren De Kubber zeer vaardig in het aanhalen van teksten geloofde b.v. niet, dat alle schepsel van God afhankelijk was. Zo'n afhan kelijkheid zou volgens hem strijdig zijn met het vrijmoedig naderen der gelovigen tot God. Ds van Oordt repliceerde hierop ik begrijp wel waar je heen wilt, De Kubber, nl. dat schepsel en God één zijn, samen verenigd, en dus gij ook een deel van God en alles wat men ziet. De ondervraagde ont kende dit niet.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1959 | | pagina 73