Te St. Maartensdijk was mijn dienst iets drukker, vooral toen kort daarop zoo groote verandering in betrekking tot de calamiteuze polders in voorbereiding kwam. Met het toezicht op die polders deden destijds van wege de Staten ook de ambtenaren van 's Rijkswaterstaat dienst. Spoedig was nu ook mijne aandacht op mijne nieuwe woonplaats op St. Maartensdijk en deszelfs omgeving gevestigd en voortdurend nam ik van al wat daarvan, zoo op plaatselijk, als op schriftelijk gebied, viel waar te nemen, aanteekening. Maar ik bespeurde evenals te Yerseke en te Ellewoutsdijk, dat het inzicht in de wordingsgeschiedenis van onze gronden ook hier niet tot veel degelijks was ontwikkeld. Bij mijne reizen vestigde ik ook hier inzonderheid mijne aandacht op den vorm der polders en daarbij bleek mij dat mijne nieuwe woonplaats haar aanvang of begin heeft genomen door het bedijken van den polder Oudeland. Onder welke benaming die bedijking is tot stand gekomen, vond ik niet in geschrifte vermeld en in hare geschiedenis kwam de afleiding daarvan ook niet rechtstreeks voor. Ik vermoedde, dat het Oudeland eerst onder die benaming is aangeduid, na het ontstaan van een daar tegen aangewonnen Nieuweland, dat later bij een alsnog daarop gevolgde aandijking ook voorkomt als het Middelland. Vóór dien tijd was de polder bij de bewoners aan den overkant van den stroom of over de Haast-Ee, hoogstwaarschijnlijk als het Overbordene, bekend en 't is treffend, de oudst vermelde Ambachtsheeren van het land kwamen, zooals mij toevallig bleek, ook als van Overbordenes voor. Van de geschiedenis van St. Maartensdijk en van de naburige gemeen ten Scherpenisse, Poortvliet en St. Annaland vindt men ook weinig merkwaardigs aangetekend. Voor de samenstelling van een eenigszins volledig verhaal daarvan zou alzoo veel zijn na te gaan en bijeen te bren gen; iets waarmede ik voornemens was, mij alsnu ook zooveel mogelijk bezig te houden. Maar daarmede begonnen zijnde, werd ik weder zwaar ongesteld; leed ik,evenals over enkele jaren, in mijn onderwijzersbetrek king, weder aan bloedspuwing. Eerst na mijn herstel mocht het mij gelukken mijne studie op dat punt weder voort te zetten en alzoo alsnu ook met inbegrip van die voor Tholen en Vossemeer. Ook de waterstaatsbelangen van de dorpen Scherpenisse en Stavenisse trokken in 't bijzonder mijne aandacht. Zoowel de kom van de eerstge noemde gemeente, als de daar binnen gelegen watering, was van de Haast-Ee of den Pluimpot gescheiden door den sinds eeuwen bebouwden dijk, die eindelijk daar ook als onderdeel van het dorp, onder den naam tan Hooge-Markt is bekend geworden. Te Stavenisse lag het dorp en de polder langs den grootelijks met huizen bezetten Molendijk, schier nog o- 86

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1962 | | pagina 100