pen. Beide toestanden leverden bij hoog opgejaagde stormgetijen gevaar op. Ik nam voor de verbetering van deze ook te helpen bevorderen. 'k Was met genoegen werkzaam en 1868 zelfs aangewezen tot het ver- leenen van hulp bij het afnemen van een vergelijkend examen voor de betrekking van werkbaas bij de calamiteuze polders in Zeeland. Men noodigde mij zelfs uit tot regeling van het schriftelijke werk, dat den gegadigden zou worden voorgelegd. Veel dacht ik onder dat alles aan het voorheen zelf deelnemen aan zoodanig examen door mijveel ook aan den voormaligen chef van het bureau van den Hoofd-Ingenieur, dien ik in deze alsnu verving. De lust tot studie bleef mij steeds bij. Elk uur, dat ter mijner beschik king kwam, besteedde ik daaraan. Bij het doen mijner dienstreizen zocht ik, zooals bereids reeds werd opgemerkt, voortdurend ook gelegenheid tot het doorzoeken van oude archieven. Ik was natuurlijk geen man voor sociteiten. Had ik eenigen vrijen tijd. dan vond men mij bij mijne boeken. Eenvoudig van aard bleef ik mijne afkomst steeds bewust. De levenswijze van mijne jeugd was oorzaak dat schier ook nooit verlangen naar eenige andere afleiding of ontspanning bij mij bestond. Weinig tijds later gaven de omstandigheden aanleiding tot het samen stellen van een geschrift. Van mij verscheen in 1879 eene Geschied- en Waterstaatkundige beschrijving van de polders en waterschappen van het eiland Tholen, toegelicht door kaarten van de oude en tegenwoordige gesteldheid. Dan, ook dit moet deswege worden opgemerkt, niet de lust tot schrijven maar de omstandigheden hadden geleid tot het samenstellen van dit mijn eerste werk, dat. het valt niet te ontkennen, thans op sommige punten eenige verandering en uitbreiding zou kunnen ondergaan. De aanleiding dan tot het ontstaan van dit geschrift lag in het ontwerp Bijzonder Reglement voor het calamiteuze waterschap Scherpenisse", in hetwelk de Houwerpolder in zijn geheelen omvang als een onderdeel van dat waterschap was aangemerkt. Ik deelde het verkeerde daarvan mijn chef in mijn ambtsbericht mede, doch alvorens hierop nader in te gaan verzocht de Hoofd-Ingenieur niet alleen eene beknopte beschrijving van den Houwerpolder, maar ook van al de andere bedijkingen in het door mij aangehaalde vaarwater, den Pluimpot genaamd, tot stand gekomen. Ik haastte mij voor het in gereedheid brengen daarvan en bij diens overkomst met eenige leden van Gedeputeerde Staten en van de bij deze betrokken polderbesturen werd het wenschelijke van het bestaan van zoodanige beschrijving, als welke ik bij die gelegenheid had overgelegd, van al de polders of waterschappen van ons Gewest, uitgesproken, met 87

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1962 | | pagina 101