uitnoodiging, dat ik daarmede alvast zou beginnen in betrekking tot die van het eiland Tholen. Ik toog dan aan het werk door mijne ook reeds hier gehouden aantee- keningen te gebruiken, en onder de destijds vele beslommeringen aan mijne betrekking verbonden, kwam het verlangde toch betrekkelijk spoe dig tot stand, 'k Had mijn stof daarvoor ook niet aan zoogenaamde „lijvige onbetrouwbare folianten" ontleend, hoofdzakelijk bevatte het slechts datgene, wat onder het waarnemen mijner betrekking, uit de gesteldheid van het grondgebied en uit den inhoud van de grafelijke rekeningen, was afgeleid. De verlangde beschrijving werd vanwege het Zeeuwsch Cenootschap der Wetenschappen gedrukt en mij viel kort daarop de onderscheiding ten deel van tot lid van dat Genootschap te zijn benoemd. Voor het ontwerpen der kaarten van de oude gesteldheid der beschreven gronden is eene geheel nieuwe methode gevolgd, 'k Heb het voormalig bestaande hoofdzakelijk ontleend aan het tegenwoordige, want reeds in mijn jeugd was het mij opgevallen, dat zelfs de door de natuur in het land ontstane wateren, hoogst zelden geheel kunnen worden weggewerkt. Alle eenmaal in gorzen gegroefde geulen of vlieten, laten wat daaraan ook worden verircht, veelal nog duidelijke sporen van hun vroeger bestaan in de kronkelende gangen en flauwe of bezwaarlijk aan te heelen hellingen achter en elke oude Zeeuwsche heerlijkheid, in haar omvang niet vervormd, vond in een van deze eenmaal haar grens. Neemt men nu de schier nog overal waar te nemen strekking en afmeting dier voormalige gesteldheden op en laat men daarna het thans bestaande wegvallen, dan treedt als van zelf het verledene in hoofdzaak voor ons op. Bij den voorspoed destijds ondervonden, volgde nu ook mijne bevor dering tot opzichter van den Waterstaat Re klasse. Ook benoemde men mij tot lid van het Nederlandsch Natuur- en Geneeskundig Congres, terwijl bij een reorganisatie van ons corps, de bezoldiging aan onze betrekking verbonden, zoowel in 1872, als in 1874, telkens aanzienlijke verhooging onderging. Op 28 Augustus 1880 werd ik bevorderd tot opzichter 2e klasse en kort daarna onderging ons salaris nogmaals verhooging. Onder- tusschen volgden ook weder benoemingen tot lid van onderscheidene genootschappen. In 1883 had mijne verplaatsing van St. Maartensdijk naar Tholen plaats. Ook daar leefde ik, als geen vreemdeling zijnde, naar genoegen voort en bij het ontstaan eener vacature als lid van de Provinciale Staten in 1888 werd de aandacht ook op mij gevestigd. Men beval mij daarvoor 88

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1962 | | pagina 102