XII. Bij het overlijden van mijne vrouw was ik reeds mijn 79ste jaar ingetreden, 'k Was dus ook een oude van dagen geworden. En wat zou ik beginnen? 'k Had behoefte aan afleiding en dit laat zich verklaren. Maar omgang of afleiding had ik schier niet. Van hen met wie ik aan vankelijk was opgegroeid en met wie ik gemeenschappelijk had gewerkt en gezwoegd, was ik langzamerhand vervreemd en met den zoogenaamden hoogeren stand, ging het door alle tijden heen niet zoo vlot in gemeen schap te komen 1). Dan, wat zou ik, ook zoo gewoon aan bezigheid, weder aanvangen? Tegen het voortzetten van het muntwezen toch had ik bezwaar; ook had ik niemand meer, die mij daarbij zou tegemoet komen. Toch viel het mij hard, al het daarvoor nog bijeengebrachte aan de vergetelheid prijs te geven. Eindelijk dacht ik met ernst aan mijn Geschiedkundige beschrij ving van de polders of waterschappen van het eiland Tholen. Dit werk, onder veel beslommering en in der haast in 1878 samengesteld, kon stellig in velerlei opzicht wijziging en aanvulling ondergaan. Men is met zoo danige beschrijving zelfs onder gewone omstandigheden niet spoedig te komen aan het einde; een gansche leeftijd door dagen bij overdenking voortdurend lichtpunten op, waarvan alsnog partij te trekken is voor het ophelderen of verklaren van 't geen voorheen over het hoofd of minder voldoende is ingezien. Mijn voornemen bestond dus al te doen, wat mogelijk was, om eene verbeterde of meer volledige uitgave van dit geschrift te bewerken en in dit mijn streven ondervond ik, zoo door particulieren als door het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen, financiëele steun 2). Maar in betrekking tot de uitvoering was het tegenspoed op tegenspoed. Als gevolg van de ingetreden tijdsomstandigheden was het werk nog slechts ten deele afgedrukt, toen ik in Mei reeds mijn 87ste levensjaar was in getreden. De behandeling van deze beschrijving verschafte mij dan weder eenige bezigheid, die bij afwisseling strekte tot oogenblikken van afleiding in 1) Vermoedelijk later doorgehaald„Veel vriendschap en gezelligheid is mij ook ontvallen door het afsterven van Mr. Ths. Adriaan Waghto en J. H. van Buren, beiden ook gewezen leden van de Provinciale Staten van Zeeland te Tholen". (Mr. Thomas Adriaan Waghto overleed te Tholen 22 aug. 1892, „Nederland's Patriciaat, jg. 43, p. 309: mr. Jan Hendrik Luseius van Buren overleed te Tholen 16 febr. 1900, Nederlands Patriciaat, jg. 15, p. 74). 2) De woorden: financieele steun door andere hand doorgehaald en veranderd inaanbeveling. 93

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1962 | | pagina 107