KENMERKEN VAN HET ZEEUWS ACCENT*
door
Dr Ha. C. M. GHIJSEN
Bij het Zeeuws dialectonderzoek ter voorbereiding van het woorden
boek 1waren reeds talrijke verschijnselen aan de dag getreden, bepalend
voor het Zeeuws accent, met zijn vele plaatselijke variaties.
De gesprekken tussen dialectsprekers, in 1961 door het Centraal
Bureau voor Nederlandse en Friese Dialecten in Zeeland op de band
vastgelegd, hoewel nog niet geheel voltooid, geven meer houvast voor
de waarneming van die belangrijke kleinigheden, die het gesproken
Zeeuws, hetzij in het algemeen, hetzij locaal, karakteriseren. Zowel het
een als het ander heeft bijgedragen tot wat hieronder volgt.
WOORD EN ZIN; GEDAANTEVERWISSELINGEN.
Het onschatbare voordeel van de bandopnamen is, dat we hierbij
de zin als een levend organisme kunnen beluisteren. Het woord, hoe
belangrijk ook naar vorm en inhoud ter karakterisering van een streek
taal, is op zichzelf slechts onderdeel. Eerst in het organisch verband van
de zin en beïnvloed door de omgevende woorden in die zin wordt het
gebruik ervan levend en kan het in zijn steeds wisselende waarde worden
benaderd. Dit geldt natuurlijk ook voor het Algemeen Beschaafd, maar
in veel sterker mate voor een streektaal, in casu het Zeeuws dialect.
Immers, veel meer dan voor de spreker van Algemeen Beschaafd is voor
de dialectspreker de zin primair. Voor hem staat niet, op de achtergrond
van de zin, een vast beeld van het geschreven of gedrukte woord, zoals
dit wel het geval is met de ontwikkelde spreker, ook al is deze zich dit
niet steeds bewust.
Nemen we een dood-eenvoudig zinnetje, van louter éénlettergrepige
woorden, als: Ben je er al? In het Nederlands staan hier vier woorden
in zinsverband, elk ervan heeft een vast woordbeeld, een onveranderlijke
Voordracht, toegelicht met geluidsopnamen, gehouden in dc bijeenkomst van het
Genootschap op 16 februari 1962.
1) Woordenboek der Zeeuwse Dialecten; bijeengebracht door de Zeeuwse Vereni
ging voor Dialectonderzoek; red. Dr. Ha. C. M. Ghijsen. Den Haag, van Goor
Zonen, 1959 Verschenen zijn all. I, A t/m H; all. II, I t/m P (prommelkot).
95