1961 tot directeur van het museum, de heer Dr. P. K. van Daalen, voordien verbonden aan het bureau van de Rijksinspecteur voor Roerende Monumenten te 's-Gravenhage. Hoewel zulks in de eerste plaats thuishoort in het verslag van de Museumstichting, zij hier toch vermeld, dat het museum inmiddels reeds enige verandering heeft ondergaan. Zo zijn voor de vergaderzaal stapel- stoelen aangeschaft om het mogelijk te maken dat vergaderingen door meer leden kunnen worden bijgewoond dan vroeger mogelijk was, terwijl het ontruimen van de vergaderzaal en het openstellen van deze zaal voor museumgebruik, tussen de vergaderingen, mogelijk is geworden doordat de stoelen op een snelle wijze kunnen worden verwijderd. De ontvang kamer is ingericht voor hen, die de topografische atlas wensen te raad plegen, terwijl een aanvang is gemaakt met het opnieuw inrichten van verschillende zalen. Nu de directe zorg voor het museumbeheer ook in financieel opzicht niet meer bij het Genootschap berust, kon in de loop van 1961 worden gedacht aan het ontwikkelen van activiteiten op andere gebieden. Ter verkrijging van enig inzicht in welke richting de eerste schreden zich zouden dienen te richten, werd in het najaar van 1961 een opinieonder zoek gehouden, waaraan door 230 leden werd deelgenomen. Uit de binnengekomen antwoorden bleek, dat een vrij grote belangstelling bestaat voor het houden van bijeenkomsten ook buiten Middelburg en voor de vorming van studiekringen, eventueel op te richten in diverse plaatsen van onze provincie. Een en ander werd inmiddels besproken in bijeenkomsten, welke werden gehouden in diverse plaatsen van onze provincie, te weten in Middelburg, Terneuzen, Oostburg, Goes en Zie- rikzee. Hier werden contacten gelegd met leden, die gaarne willen mee werken aan vergroting van de activiteiten van het Genootschap. Aangaande het Archief kan worden medegedeeld, dat wederom een uitgave hiervan kan worden verwacht. De redactiecommissie, bestaande uit Ir. J. G. Snip, voorzitter, Mr. W. de Bruine, secretaris en Mej. Dr. Ha. C. M. Ghijsen, is met de voorbereidingen doende. Tenslotte moge worden opgemerkt, dat steeds meer leden bereid blijken, aan de nieuwe opbouw van ons Genootschap actief te willen meewerken. XIV

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1962 | | pagina 14