Napoleon de heerlijke rechten geregeld wilde zien: algehele afschaffing met schadevergoeding. De Koning onthoudt dan ook zijn medewerking aan dit ontwerp en wanneer in 1810 Holland wordt ingelijfd bij het Keizerrijk beslist de Raad van Ministers het ontwerp betreffende de heerlijke rechten aan te houden. Tijdens de inlijving bij het Franse Keizerrijk (18101813) zijn bij verschillende keizerlijke decreten de Franse wetten voor ons land van toepassing verklaard. Geen van deze wetten heeft echter rechtstreeks be trekking op de heerlijke rechten. Wel is er het Decreet van 11 januari 1811 dat in het bijzonder de aanwas aan de grote stromen regelt. Dit decreet zal evenals enkele artikelen van de Code Napoleon (de artt. 538, 556 en 557) in het volgende hoofdstuk worden behandeld. Wanneer wij de periode van 1795 tot 1813 in het kort samenvatten, zien wij dat de Burgerlijke en Staatkundige grondregels van de Staats regeling van 1798 de provinciale regelingen van 1795 en volgende jaren vervingen. Art. 24 van deze Staatsregeling schafte de „eigenlijk gezegde" heerlijke rechten, de heerlijkheden, af zonder schadevergoeding. Art. 25 schafte het leenstelsel af: alle feodale goederen werden voor allodiaal gehouden. De Staatsregelingen van 1801 en 1805 brachten geen wijzigingen in deze toestand, doch stelden nadrukelijk een schadevergoeding in uitzicht. Verschillende malen in 1806 en 1809 werden pogingen onder nomen om de heerlijke rechten te herstellen. Lodewijk Napoleon ging met dit gedeeltelijk herstel der heerlijke rechten niet accoord en wilde algehele afschafing tegen schadevergoeding. Gedurende het Franse Keizerrijk werden geen wetten voor ons land van kracht die rechtstreeks te maken hadden met de heerlijke rechten. Zo was er in 1813, toen het Koninkrijk der Nederlanden ontstond, nog vrijwel niets veranderd sinds de Staatsregeling van 1798. 2. De periode na 1813 Na de omwenteling en de troonsbestijging van Willem I kregen de ambachtsheren weer hoop dat vele rechten zouden worden teruggegeven die hen in 1798 waren ontnomen. Vele verzoekschriften in deze richting bereikten de Koning en drie dagen voor de grondwet in werking trad werd door de Koning op 26 maart 1814 een Souverein Besluit (Staats blad no. 46) uitgevaardigd dat de naam van Herstellingsbesluit heeft gekregen. In de aanhef van dit Besluit lezen wij dat een volledig herstel onver enigbaar wordt geacht met de tijdsomstandigheden, maar dat enkele 12

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1962 | | pagina 26