bepalingen zijn gemaakt om de benadeelde eigenaren tegemoet te
komen, t.w.:
Art. 1: De voordragt van Schouten, Secretarissen en Bestuurderen
van Gemeenten of Polders zal in de voormalige Heerlijkheden, alwaar
déze of soortgelijke ambtenaren door de eigenaren of heeren benoemd
wierden, door dezelve eigenaren aan Ons geschieden, overal alwaar de
plaatselijke of andere bijzondere omstandigheden het niet raadzaam zullen
maken de aanstellingen onmiddellijk en zonder voorafgaande voordragt
te doen plaats heben...
Art. 2: Alle kleinere gemeentebedieningen, welke tevoren door de
heeren of eigenaren vervuld wierden, blijven hun voortaan ter vervulling
overgelaten, onder reserve echter van onze bevoegdheid om, ingeval van
klagt of verschil daaromtrent, zoodanig te beschikken als Wij zullen
bevinden te behooren.
Art. 3: De regten van jacht, visscherij, vogelarij, nakoop, pondgeld,
veeren en soortgelijken zullen, op den voet bij het voorgaande artikel
bepaald, door de eigenaren der heerlijkheden worden behouden...
Ik zal nu eerst de artikelen 1 en 2, die betrekking hebbén op de
honorabele rechten, aan een nadere beschouwing onderwerpen. Art. 1
geeft aan de eigenaren van de voormalige heerlijkheden het recht, per
sonen aan de Koning voor te dragen voor de betrekkingen van schouten,
secretarissen en bestuurders van gemeenten en polders. Het recht om deze
functionarissen aan te stellen kregen zij niet terug. Art. 2 geeft boven
bedoelde eigenaren wel het recht terug, te voorzién in de gemeente
functies van geringer belang.
Dit gedeeltelijk herstel van overheidsgezag is moeilijk te begrijpen:
overheidsgezag als zaak in de handel lijkt mij na de Franse revolutie
onbestaanbaar. Wellicht was de tijd toen echter nog niet rijp voor
afschaffing.
Een bijkomend gevolg van dit gedeeltelijk herstel van overheidsgezag
was bovendien dat men nu geen gemeenten kon vormen, groter dan de
bestaande ambachtsheerlijkheden. Immers, wanneer een gemeente uit
meer dan één ambachtsheerlijkheid zou bestaan, welke ambachtsheer had
dan het recht van voordracht (art. 1) en welke het recht van benoeming
van lagere gemeentefunctionarissen (art. 2)? Waar in Zeeland zeer veel
kleine ambachtsheerlijkheden voorkwamen ontstonden hier tal van kleine
gemeenten. Zo kende Schouwen-Duivenland met een inwonertal van on
geveer 20.000 zielen en met een oppervlakte van een even groot aantal
ha tot 1 januari 1961 nog 18 gemeenten.
13