Hun wijze van tenietgaan wordt dan ook niet door de artikelen van het B.W. geregeld maar door de oude wetten. III. Het ambachtsheerlijk recht van aanwas 1. Het oude recht vóór 1795 Wij zagen reeds dat onder regalen verstaan moeten worden de rechten die oorspronkelijk tot de prerogatieven van de vorst behoorden of, zoals de Blécourt 1zegt, de gebruiks- en genotsrechten die de keizer of koning als zodanig toekwamen met uitsluiting van ieder ander. Tot deze regalen behoorde voor alles het recht van jurisdictie, het recht dat overheidsgezag meebracht, maar behalve dit recht worden verschillende andere rechten tot de regalen gerekend. Een opsomming hiervan is te vinden in de keizer lijke constitutie van Frederik Barbarossa, vastgesteld in 1158 op de Rijks dag te Roncaliën. Hierin wordt als regaal onder andere genoemd de eigendom van de bevaarbare stromen en rivieren. Over het ontstaan van dit stroomregaal zijn de geraadpleegde schrijvers het niet met elkaar eens. Maar het lijkt mij niet erg belangrijk of men er van uitgaat dat de lands heer zich eerst allerlei gebruiksrechten op de grote stromen toeeigende en dat zich daaruit langzamerhand zijn volledig eigendomsrecht ontwikkelde, zoals Kronenberg zegt2), dan wel dat de grote stromen aan de landsheer toekwamen op grond van zijn recht op alle bona vacantia en dat hieruit de verschillende gebruiksrechten zijn voortgekomen, zoals De Blécourt3) en Van Kuyk 4) beweren. Immers hoe dit regaal ook is ontstaan, een feit is dat de landsheer gezag over de grote stromen had, een gezag dat uit gegroeid is tot volle eigendom. Naast dit stroomregaal worden ook de eigendom van de zeeoever, het zogenaamde oeverregaal, en het recht van aanwas tot de regalen gerekend. Ik noem hier speciaal deze drie regalen recht op de grote stromen, recht op de zeeoever en recht op aanwassen omdat deze drie min of meer met elkaar in verband kunen worden gebracht. Men zou kunen opmerken dat de laatste twee regalen een gevolg zijn van het eerste en niet afzonderlijk vermeld hadden behoeven te worden. Men zou ook kunnen zeggen dat het recht op de zeeoever en het recht op aanwassen nauw aan elkaar verwant zijn. Het is heel goed mogelijk dat het een uit het andere ontstaan is, maar het zijn tenslotte afzonderlijke regalen gewor den die dan ook steeds naast elkaar worden genoemd. D Heerlijkheden enz. T. v. R. I, p. 97. 2) p. 4. 3) Kort begrip, p. 217. 4) p. 67. 18

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1962 | | pagina 32