l'Escaut, de la Lys, des Deux-Nèthes, des Bouches de l'Escaut. des Bouches du Rhin, seront déchus de leurs droits saus nulle formalité préalable, si, dans le délai d'un an, a compter de la publication du présent décret, ils ne forment leur demande et ne justifient de ces droits devant notre maitre- des-requêtes, directeur des polders, ou devant le préfet de leur département. Art. 1 van bet decreet geeft een nadere uitwerking van hetgeen artikel 538 C. N. bepaalt omtrent de „lais et relais de la mer". Hieronder worden dus verstaan de schorren en slikken die voor een polder liggen, dat zijn de buitendijkse gronden. Deze behoren aan de staat tenzij derden hierop hun rechten kunnen bewijzen. Deze bewijzen moeten binnen een jaar worden ingediend (art. 2). Kronenberg1) wijst op de grote overeenkomst van deze artikelen met de ordonnantie van 1494. van Philips, met het decreet van 1559 van Philips II en met het decreet van Maurits van 1591. Hierin wordt ook steeds gezegd dat aanwassen aan de landsheer toekomen, tenzij derden die hierop rechten pretenderen hun bewijzen overleggen. Zo zegt het decreet van Philips TI 2)„dat niemant wie hij zij van nu voortaen hem vervordere eenige Aenwasschen, Ruych-" ten, Slicken, of Visscherven te aenvaerden of hem dies eenighsints te ondervinden, ten zij dat hij eerst ende alvooren synen tytel, ofte anders syne gherechtigheyt tot den selven aen Luyden van onsen Kamere van de Reeckeningen in Hollandt getoont ende aengegeven hebbe". Ook voor de ambachtsheer gelden natuurlijk deze artikelen van de Code Napoléon en het decreet van 1811. Ook aan hem komen de aanwas sen niet toe „par droit d'accession" (vgl. art. 557 C. N.Maar de am bachtsheer heeft een recht op aanwassen krachtens een van de graaf afgeleid regaal dat hem als ambachtsgevolg toekomt. In dit recht is hij gehandhaafd krachtens art. 2 van het decreet van 1811. De ambachtsheer heeft aan de zeeoever geen recht van aanwas als wijze van eigendoms- verkrijging maar een recht op alle nieuwe gronden die zouden ontstaan, een titel van eigendomsverkrijging dus. Het geval zou zich kunnen voordoen dat een ambachtsheer zijn buiten dijkse schorren had verkocht aan een particulier. Deze particulier behield deze gronden krachtens art. 538 C. N. en art. 2 van het decreet van 1811. Maar de particulier heeft evenmin als voorheen recht op de gronden die hieraan in de toekomst zullen aangroeien. Immers nadat artikel 556 C. N. de aanwassen aan de oevereigenaar toekent, zegt artikel 557 C. N. dat dit 1) p. 75. 2) A. w. p. 38. 24

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1962 | | pagina 38