met „de ambachtsheerlijke gronden" geen allodiaal eigendom is bedoeld, doch gronden die tot de bewuste ambachtsheerlijkheid gerekend moeten worden, gronden dus die vroeger tot het rechtsgebied van de ambachts heer hebben behoord. Bovendien blijkt uit de bestudeerde vonnissen en arresten dat er nog een ander verschil bestaat tussen het oude ambachtsheerlijk recht van aanwas en het recht van aanwas zoals dit in het B. W. is geregeld. Volgens het aanwasrecht krachtens de artt. 651 en 652 B. W. heeft de oever eigenaar eerst het beschikkingsrecht op de gronden wanneer het in de eigenlijke zin een aanwas is geworden, een rijpe schor dus die boven de hoogwaterlijn uitsteekt. De slikken die dagelijks onderlopen behoren daar niet toe. Het ambachtsheerlijk recht op aanwassen daarentegen is een afzon derlijk zakelijk recht op alle gronden die aan de ambachtsheerlijkheid aanwassen en zullen aanwassen. Dit zakelijk recht geeft ook beschikkings recht over de slikken 1 Om het verschil in beide aanwasrechten te accentueren spreken verschil lende schrijvers van het recht van aanwas wanneer zij het recht bedoelen, zoals dat in het B. W. is omschreven en van recht op aanwas wanneer zij het oude ambachtsheerlijk recht van aanwas bedoelen. Ook in de juris prudentie treffen we deze twee uitdrukkingen aan. De moeilijkheden ten aanzien van het recht van aanwas „par droit d'accession" enerzijds en het ambachtsheerlijk recht van aanwas anderzijds komen m.i. daaruit voort dat in beide gevallen gesproken wordt van aanwas. Wanneer dit laatste „recht van aanwas" vervangen was door de uitdrukking „recht op alle nieuwe gronden" of een andere uitdrukking, dan waren er waarschijnlijk geen problemen geweest. Het komt mij voor dat de beide rechten van aan was nauwelijks méér met elkaar gemeen hebben dan het woord „aanwas". Het recht van de ambachtsheerlijkheid in de zin van rechten en ver plichtingen van de ambachtsheer is afgeschaft, doch als titel van „recht op alle nieuwe gronden" is het door art. 577 B. W. gehandhaafd, onaf hankelijk van de oevereigendom. IV. Regeling van de ambachtsheerlijke rechten in de herver kaveling Zeeland I. Enkele algemene beschouwingen 1. 1 Kunnen thans nog andere zakelijke rechten gevestigd worden dan die welke wettelijk geregeld zijn? 1) Jurisprudentie, nrs. 4, 5, 11, 12. 28

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1962 | | pagina 42