De eerste opvatting betekent dat door overschrijving van de akte van
toedeling geen nieuw recht ontstaat maar dat het oude recht gehandhaafd
blijft, zij het dan volgens de thans geldende wet, zonder enig gebrek. Hier
dus nauwelijks meer dan een bevestiging van het oorspronkelijke recht
zoals dat is opgenomen in de lijst van rechthebbenden. Deze opvatting
kan men slechts huldigen zolang het zakelijk recht slechts een wijziging
van ondergeschikt belang ondergaat. De behandeling in de Staten-Gene-
raal van de herverkavelingswet Walcheren pleit naar mijn mening voor
deze zienswijze. In het voorlopig verslag lezen wij bij art. 12 dat „ver
scheidene leden bezwaar hebben tegen het vage begrip regelen van rech
ten". Hoewel de memorie van antwoord bij hetzelfde artikel uitsluitend
over de pacht handelt, mogen wij aannemen dat hetgeen hier gezegd wordt
eveneens van toepassing is op de zakelijke rechten. Art. 12 van de herver
kavelingswet is immers van gelijke strekking als art. 19 van de ruilver-
kavelingswet 1938 en noemt in één zin het regelen of opheffen van
zakelijke rechten èn het recht van pacht. Hier wordt gezegd„Met regelen
van de pacht wordt niets anders bedoeld dan dat in bestaande pachtover
eenkomsten die wijzigingen worden aangebracht welke door de herver
kaveling noodzakelijk worden". En even verder: „Uiteraard betreft het
hier wijzigingen van ondergeschikt belang. Zijn essentiële wijzigingen
noodzakelijk dan zal het contract moeten worden opgeheven en een nieuwe
pachtrelatie tot stand moeten komen".
Het komt mij voor dat de betekenis van het begrip regelen, zoals onder
a is genoemd, alleszins redelijk is. Men zou toch de mogelijkheid moeten
hebben een oud zakelijk recht, dat niet met name in de wet is genoemd,
te laten voortbestaan en niet gedwongen moeten zijn om, zoals hieronder
zal blijken, dit oude recht op te heffen, terwijl een vestigen van dit recht
niet mogelijk is, zoals in IV. 1. 1 is geconcludeerd. Uit een oogpunt van
billijkheid tegenover de rechthebbenden van het oude recht lijkt mij dit
standpunt moeilijk te verdedigen. De wet zelf geeft immers zonder meer
de mogelijkheid, zakelijke rechten op te heffen. Er is dus alles te zeggen
voor de zienswijze dat onder regelen van zakelijke rechten verstaan moet
worden dat weliswaar wijzigingen van ondergeschikt belang kunnen
worden aangebracht, doch dat het zakelijk recht zelf blijft voortbestaan
door overschrijving in de openbare registers van de akte van toedeling,
waarin dit recht is omschreven. Voor het vervolg van deze studie wordt
dan ook van dit standpunt uitgegaan.
Toch komt het mij gewenst voor ook het onder b bedoelde standpunt
aan een beschouwing te onderwerpen. Het standpunt dat men onder re
gelen van zakelijke rechten een dieper ingrijpen moet verstaan: het oude
30