Brucken Fock uitgegeven boekwerk. Door de spreker werd medegedeeld,
dat de toen nog in leven zijnde weduwe van von Brucken Fock ook
gaarne de vergadering had bijgewoond, doch zich wegens haar hoge
leeftijd liet verontschuldigen.
In de februari-vergadering was Prof. Dr. I. M. van der Vlerk, directeur
van het Rijksmuseum van Geologie en Mineralogie te Leiden aan het
woord over „Het grillige ijstijdvak". Ook enige vondsten die op de bodem
van de Zeeuwse zeearmen zijn gevonden en in het bezit zijn van het
Genootschap kwamen hierbij ter sprake, waaruit bleek dat onze verzame
lingen in bepaalde opzichten van groot belang zijn voor de wetenschap.
Ditzelfde kwam naar voren bij de voordracht die op 9 maart gehouden
is door de heer P. J. van der Feen, Conservator van het kabinet van
natuurlijke historie van ons museum. De titel van zijn voordracht luidde:
„Het ontstaan van de Zeeuwse delta". De heer van der Feen verduidelijkte
zijn lezing op zeer interessante wijze met voorwerpen uit onze verzame
lingen, terwijl hij eveneens de aandacht vestigde op o.a. belangrijke geolo
gische onderzoekingen die verricht zijn door leden van ons Genootschap.
Behalve de door Dr. Grootenhuis gehouden voordracht die werd toe
gelicht met vele grafische voorstellingen, werden de overige lezingen
toegelicht met dia's, films en geluidsbanden. Waarbij moge worden
opgemerkt dat de geluidsbanden met uitgevoerde composities van von
Brucken Fock romantische muziek betroffen, doch dat de begeleiding
van een door Prof. van der Vlerk vertoonde Nederlandse film over
Paleontologie gedeeltelijk vergezeld ging van eiectronische muziek, voor
waar een historische gebeurtenis in onze klassieke vergaderzaal.
In de algemene vergadering van 15 april 1959 werd in de plaats van
het bestuurslid Jhr. Mr. Rutgers van Rozenburg, aftredend en niet her
kiesbaar, gekozen Mr. P. W. Meijlink.
In de vacature Dr. W. S. Unger, periodiek aftredend als secretaris van
het Genootschap, die zich niet langer verkiesbaar stelde, werd gekozen
Ir. J. G. Snip. In verband hiermede past een woord van oprechte dank
voor al hetgeen Dr. Unger gedurende vele jaren als secretaris van ons
Genootschap heeft gedaan. Speciaal moge hem ook nog dank worden
gebracht voor zijn bereidheid om na zijn aftreden als secretaris, de alge
mene leiding van het museum te willen blijven voeren, terwijl hij telkens
weer bereid is gebleken de nieuwe secretaris met raad en daad bij
te staan.
De rekening over 1958 werd goedgekeurd; zij sloot met een totaal van
7052,38 en een goed slot van 126,56. De begroting van 1959 werd
vastgesteld op 6825,—.
XV