geschiedde dan ook en ongeveer 100 ha werden ingedijkt. Na de afslui ting kwamen in het Dijkwater grote delen droog te liggen; het waren voor een deel geschikte landbouwgronden. Vrijwel het gehele Dijkwater was kadastraal niet tenaamgesteld. Nu dit Dijkwater was opgenomen in het herverkavelingsblok werden al deze gronden in de lijst van rechthebben den op naam gesteld van de staat. Dit was volkomen te goeder trouw geschied omdat men op dat moment nog onvoldoende op de hoogte was met het ambachtsheerlijk recht van aanwas en men van oordeel was dat deze nieuw verworven gronden de gemeenschap ten goede dienden te komen. Tegen deze tenaamstelling werd echter bezwaar gemaakt door de ambachtsheer van dat gebied op grond van zijn heerlijk aanwasrecht. Bij de behandeling van dit bezwaarschrift door de rechter-commissaris erkende de staat, dat deze betwiste gronden in eigendom toebehoorden aan de ambachtsheer. De lijst van rechthebbenden is dan ook in deze zin gewij zigd; het betrof hier een oppervlakte van ongeveer 50 ha aangewassen gronden Wel degelijk moet men dus rekening houden met de mogelijkheid van aanwas binnen de blokgrens. Voorzover het ambachtsheerlijk recht van aanwas in de lijst van rechthebbenden is opgenomen zal men dit recht bij het plan van toedeling dienen te regelen. Dit zou kunnen geschieden door het oude recht op alle nieuwe gronden binnen de ambachtsheer lijkheid te vermelden dan wel door dit recht van toepassing te verklaren voor met name genoemde kavels. Aan deze laatste oplossing moet naar mijn mening de voorkeur worden gegeven om te bereiken dat de eigenaar, aan wie een kavel geheel of gedeeltelijk uit water bestaande wordt toege deeld, weet waar hij ten aanzien van het recht van aanwas aan toe is. V. Het recht van aanwas in het ontwerp voor een nieuw B.W. Blijkens de toelichting op art. 5. 3. 9 verlaten de ontwerpers de oude gedachte dat eigendomsverkrijging door aanwas en afslag een toepassing zou zijn van de natrekkingsregels. Zij beschouwen deze eigendomsover gang als een automatische grenswijziging tussen het perceel land en het perceel water. Het is alleen nodig wettelijke maatregelen te treffen, omdat zonder deze de grootste onzekerheid zou ontstaan over de grens van een perceel land dat aan een perceel water ligt. Dit nieuwe begrip is uitvoerig gemotiveerd en vindt zijn weerslag in de artikelen die de aanwas betreffen. Zo geldt de aanwas- en afslagregel bij ieder water waaraan land grenst, onverschillig of het stromend, stilstaand, openbaar of niet open baar is. Het geldt dus ook, in afwijking van art. 653 B. W., voor meren en vijvers (art. 5. 3. 9). 40

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1962 | | pagina 54