BLADEN UIT HET LEVENSBOEK VAN A. HOLLESTELLE. LID VAN DE PROVINCIALE STATEN VAN ZEELAND I. Bij het verhalen van iemands leven zijn niet zelden de eerste vragen, die men zich stelt: wie waren zijne ouders en waar stond zijne wieg? Welnu, schrijver van deze bladen wil, ofschoon hij op geene zoogenaamde aan zienlijke afkomst of op een hoge geboorte zich kan beroepen, toch ook die vragen in zijn eenvoudig verhaal niet onbeantwoord laten en hiertoe, als inleiding overgaande, zij bericht, dat hij was een arbeiders- of werkmans kind en groeide ook als zoodanig op, omdat zijn gansche familie van den vroegen morgen tot den laten avond, zooals men dat gewoonlijk noemde, zwoegde voor het dagelijksch brood. Als kind dacht ik natuurlijk dat alle menschen onder gelijke omstandigheden geboren werden en dat zijne verschijning op de wereld niets met wat men zijn geluk of ongeluk noemde, te maken had. Uiterst langzaam werd het mij eenigszins duidelijk, wat eene eenvoudige geboorte beteekende, toen ik vernam dat ook „de ouden" 's menschen geluk of ongeluk daarvan grootelijks afhankelijk hadden gesteld. Mijne ouders woonden te Colijnsplaat, een dorp in Noord-Beveland 1 welks naam ongetwijfeld is afgeleid van een plaat of opkomst, tusschen het voormalige Faal en het Scheld, 't Was een erf eenigen tijd in 't bezit van een Colijn, die hier ook meer goederen schijnt te hebben gehad, want ook diens zoon had daar bezittingen, zooals blijkt uit de aanduiding van de Colijnszoonsweg in de nabijheid van die plaat. Bij de herbedijking in 1598 van een groot gedeelte van het2) in de XVIe eeuw geheel overstroomde eiland werd ook een aanzienlijk brokstuk van die plaat ingepolderd en juist op het westelijk eind daarvan, aan het overblijfsel van het Faal, is het dorp hier bedoeld, gevestigd. Ook op die thans aanzienlijke plaats aanschouwde ik in de Achterstraat op 7 mei 1832 voor het eerst het levenslicht. Mijne voorzaten hadden sinds lang op dat dorp hun verblijf gevestigd. Reeds op 19 april 1684 huwde daar een Marinus Corneliss., jongman van Heinkenszand met Trijntje Joos, jonge dochter van Colijnsplaat. Van geen der echtelieden werd de geslachtsnaam alstoen genoemd; doch uit 1) Zie voor de geschiedenis: M. P. de Bruin en M. II. Wilderom, Tussen Afsluit- dammen en Deltadijken I Noord-Beveland Middelburg, 1961. 2) Het hs. heeft abusievelijkde. 52

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1962 | | pagina 66