De arbeiders moeten niet te zeer rekenen op hulp der grooten, die hen,
en helaas, niet altoos ten onrechte, beschouwen als eene massa onmon-
digen. De partijen staan nu eenmaal te ver of te wijd van elkander. Nooit
heeft bijvoorbeeld een schoolopziener mijn versleten leesboeken gezien;
nooit naar de oorzaak der bekladde schriften gevraagd; nooit heeft een
lid van het Arm- of Kerkbestuur, onze woning bezocht, en nooit is iemand
hunner opgetreden om ons in de achterstallige huishuur tegemoet te komen
of om de zitplaats in de kerk van haar kruis te ontdoen. Men zag naar
dergelijke aangelegenheden al even weinig om, als naar een vergeten hoek
of achterbuurt eener stad. En toch waren, ook die beheerders of bestuur
ders wel bekend met de hun voorgespiegelde roeping; ook zij toch zullen
weieens hebben vernomen, waaruit de zuivere en onbevlekte godsdienst
bestaat (Jacobus 1 :27).
Toch mete men dit alles niet te breed uit; de tekortkomingen, ook op
dat gebied, vloeien hoofdzakelijk voort uit het verschil in geboorte en
ondervinding. Het treurige woord is helaas nog altoos waar, dat de eene
helft van de wereld niet weet, hoe de andere helft leeft. Men staat nu
eenmaal te ver van elkander.
[Volgt een beschouwing over liet tevredenzijn. Zich te vergenoegen
met hetgeen men heeft, is toch een eerste voorwaarde voor wezenlijke
onafhankelijkheid"
En alles ontbreekt als de persoonlijke zelfopvoeding niet bestaat. De
eerste opvoeding beteekent niets zonder de tweede; wat toch beteekent
een weinig kennis van vreemde talen, van geschiedenis, van de algebra en
de wiskunde? Wat beteekent het zelfs de grondbeginselen der zedekunde,
de grondwaarheden van het Christendom te hebben aangeleerd en aange
nomen, zoo het inwendige leven daarbij ontbreekt?
[Volgt een beschouwing over de zegen van de arbeid. De zwaarste
krachtsinspanning is evenwel het overwinnen van zichzelf
Reken er evenwel niet op met het betrachten van dat alles de eene of
andere betrekking te zullen verwerven. Dit gaat niet meer. Schier voor
alles heeft men de deuren voor den zelfoefenaar gesloten. Men eischt zelfs
voor de eenvoudigste betrekkingen diplomas en dat op zoodanige wijze,
dat men zelden daarover zal kunnen beschikken.
Dan, er is onder dat alles toch ook reeds veel in gunstigen zin veran
derd. De arbeidsloonen zijn merkelijk verbeterd en treedt men op als
polderwerker, het verblijf of het vinden van een onderkomen op dat
zware werk is thans toch gunstiger dan voorheen. Maar al wordt thans
zelfs ook van staatswege ouderdomsrente toegekend, alle bezwaren is men
nog niet te boven gekomen. De huishuur is beduidend zwaarder dan
75