mijn verdriet, dat ik ook destijds opnieuw te dragen had door het omkomen
van mijn tweede zoon F. C. Hollestelle bij een treinongeluk in Amerika.
Deze tragedie en het uitblijven van bericht van mijn derden zoon, heeft
de rest van mijn leven ondertusschen nog in sterke mate bezwaard.
Of ik de voltooiing van den herdruk van het boek zal beleven, is
onzeker; doch de kopie of het bestaande geschrift is, voor zoover de
bouwstof en de studie mij daartoe in staat stelde, voltooid of geheel
aangevuld of herzien. Of de uitvoering tot het bereiken van het beoogde
oogmerk leiden zal, waag ik niet te beweren; men komt met dergelijke
beschrijvingen zoo zeldzaam, ik herhaal het tot alles, wat daarop van nut
is [en] betrekking heeft. Veel had ik met de meeste aandacht aanschouwd,
om later te kunnen nagaan of voorstellen, welke taal en toestanden bij het
ontstaan van ongevallen of rampen zich ook in het verleden zullen
hebben voorgedaan. Dikwijls ben ik door de uitbreidingen in herhalingen
gevallen, ook omdat men sommige zaken nog zoo gaarne onder eenigszins
ander licht, overzegt. Niet alzoo omdat de beschrijving van 1878 leed
aan minder juiste voorstellingen, maar inzonderheid omdat ik na hare
verschijning nog veel had nagespoord, waarvan bij den herdruk kon
worden gebruik gemaakt, en door welke ik, hoe oud ondertusschen ook
geworden, toch altoos nog eenige afleiding zocht te vinden, zooals reeds
is opgemerkt.
Ook dit zij hier ten overvloede alsnog bijgebracht, elke inlassching
moest in mijn oog strekken tot opheldering of aanvulling van het reeds
vermelde, en mocht het later, bij een nog grondiger inzicht blijken in
eenig opzicht daarmede niet ganschelijk het oogmerk te hebben bereikt,
dan heeft men toch zeker immer wel op eenige toegeeflijkheid van de
zijde van alle weidenkenden te rekenen.
Tholen, 1918. [get.] A. Hollestelle.
94