was. Ik moet nu weer opnieuw een detail gaan opmaken van hetgeen ik 1810 februari
reeds genoeg gezegd heb.
Donderdag 22. De landdrost Ermerins was weer te Tholen, was zo men
zeyde tot 's Hertogenbosch geweest bij den hertog van Reggio en overal
wel behandelt geworden. Men zeyde, dat de generaal, die hem had laten
vervoeren zelf was opontboden, omdat quasi gendarmes gebruikt waren
ter vervoering. Hij moet door den minister van binnenlandsche zaken
zijn gereclameert geweest. Enfin, hij is nu weer in functie. Maar moet hij
nu weer bij de minste daad van exactie zig aan hetzelfde blootgeven?
Nescio. Ik weet niet genoeg zijn wedervaaren en zijn instructiën. Maar
een militaire exsecutie zou hem meer verlegen gemaakt hebben dan ver
voering. Immers dan heeft men den boel in huis, men moet er zelf blijven
en dan nog de kost geven en betalen. Tot hoelang zal men dit uithouden?
Ik denk, dat de hoogste fermeteit voor dat middel eerder moet succum-
beeren dan voor een militaire vervoering.
Vrijdag 23. Ik ontfing in den morgen een invitatie van den délegué du.
souspréject de l'Escaut, Dubosch, om mij ten l/£3 bij hem te vervoegen in
't huis van Domburg. Ik kwam er, wierd vriendlijk ontfangen. Hij gaf mij
opening van het keizerlijk decreet over Walchren, over zijn aanstelling en
instructie. Daarna deed hij mij enige vragen. Over ontfangers, middelen
enz. Eindelijk zeyde ik hem, dat ik op alles antwoordde omdat het zaken
waren, die elk wist. Dog dat [als] hij mij andre dingen, en wel in quali-
teit, vroeg, ik dan niets konde antwoorden, als geen vreemde authoriteit
mogende erkennen. Ik kwam daarop ampel in discours over het moeilijke
van onze positie, vermits de orders, die wij kregen van ons gouvernement.
Hij vroeg, of ik hem copy wilde geven van de orders. Ik maakte zwarig
heid omdat zij secreet waren. Hij zeyde, ook zijn orders te moeten volgen
en dat ik mij van de mijne gemaklijk konde ontslagen houden door het
keiserlijk decreet. Dat ik, dat anders begrijpende, mij zeer exponeeren
zoude, de toon aan andren geven en gevaar lopen van rebellie verdagt te
worden, daar alle menschen hier reeds zo sterk voor anglomanen bekent
waren. Ik sprak dit wel tegen, hij wilde het ook wel anders geloven, dog
moest tog altoos zijn order volgen en dan de middelen, die hij daartoe in
handen had, gebruyken. Op de ontfangers komende zeyde hij, dat zo zij
weygerden te obedieeren, dadelijk door andre zouden worden gerempla-
ceert. Ik beduide hem, dat die menschen in dezelfde verlegenheid waren
als ik, temeer daar voor zommige het behoud van hun ampten niet onver
schillig was. Ik verzogt hem, die menschen met alle mogelijke toegeven-
91