1810 maart brengen. Osten verhaalde mij, hoe hij uit Engeland ontvlugt was. Dit bevreemde mij. Hij was daar tog op zijn woord van eer. Enfin, wat zou men al niet doen, als men zijn vrijheid krijgen kan. Ik zou eveneens han delen, maar ik dagt niet, dat Osten het zou gedaan hebben. Donderdag 8 viel niets voor. Ik had braaf drukte met de beantwoording der brieven aan den sousprefect. Vrijdag 9. Ik maakte heden een gezogte boodschap bij den sousprefect, met oogmerk eigentlijk om hem te onderhouden over mijn benoeming als maire. Ik zag zijn concept van mij, Sn[ouck] Hurgr[onje] en Becius om te proponeeren als maire, wijl altijd 3 moeten voorgedragen worden. Ik heb al weer geschermt met mijn staatsraadschap. Hij kon dat tog niet weg- redeneeren. Ik sprak dan ook van geen andre redenen, maar kwam er altijd op neer, dat ik het vast niet doen zou, wat men ook met mij doen wilde. Hij sommeerde mij dan om iemand anders te noemen. Ik noemde de heer Lammens. Hij scheen er niet tegen, maar de mairie gaf niets en dat leek Lammens niet. Ik insteerde er niettemin op. Hij luisterde, als men hem dan iets anders er bij kon toevoegen. Enfin, ik scheydde van hem en liet hem in de overtuiging, dat ik het niet kon aanneemen. Ik hoop alzo be vrijd te zijn van de nominatie. Want sta ik er op, zal het meer éclat maken en meer door de andre benoemde gevolgd worden. Dit begreep hij ook zoo. Om de waarheid te zeggen, het hindert mij geweldig, dat ik andre vrienden in de pekel zal moeten laten zitten, maar het komt hier aan op zelfsbehoud en hetgeen dan het zwaarste is moet het zwaarste wegen. Mijn zwager Thibaut gistren uit Rotterdam gekomen voorl. Maandag, verhaalde, dat men daar zedert een paar dagen meer opgeruimt was, dat de effecten gerezen waren en dat de schildknapen van den koning na Parijs vertrokken waren om te adsisteren bij de ceremonie van 't huwlijk van Napoleon; waaruit enig goed augureerde. Van andre vernam ik, dat de koning na Amsterdam had geschreven om aldaar de Fransche troupes vriendlijk te recipieeren. De douaniers hadden Dordrecht geheel verlaten. N.B. Onder 't geen de heer Dubosch mij dezen morgen voorlas, noteerde ik onder anderen in zijne instructie, dat de administratie van Walchren op zigzelf moest staan en geïsoleerd van andre praefectuuren. Ik besluit hieruit óf dat er meer van Zeeland bij zal gevoegd worden óf dat men nog een deur openlaten wil om terug te geven, in welk geval men de adminis- tratiën niet wil brouilleeren. Saturdag 10. Ik ontfing gistren een arrêté van Dubosch, bij welke alle 98

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1963 | | pagina 114