1810 maart ontfangers eveneens kunnen in functie laten. Het geld wierd tog ontfangen
en kwam ter dispositie aan de Franschen. Het deed er dus weynig toe of
dit quasi geschiede uit naam van den keizer. Ik ontfing een stuk van den
prefect ten fine van promulgatie, behelsende de benoeming der voorn,
nieuwe ontfangers en nog eene waarschouwing ten zeiven einde, bij welke
ieder wierd gelast om de middelen vervallen 1809, binnen 10 dagen te
komen voldoen aan 't burau in de Abdij, op poene van militaire exsecutie.
Dit zal veel menschen in verlegenheid brengen, daar zij door het niet
ontfangen der provinciaale intressen ook veelal geneert zullen zijn door
eene vordering van agterstallige lasten, op welker betaling men, vermits
de ongelukkige omstandigheden, misschien niet gerekend heeft.
Vrijdag 23. De stukken van gistren wierden heden aangeplakt. Men had
sonderlinge tijdingen met de post. Zommige meenden, dat het gesloten
tractaat den 16 dezer te Parijs tusschen den keizer en den koning, behels
de den afstand van Zeeland, van al wat tusschen Schelde en Maas was, de
indienstneming van 6000 Fransche troupes en 20 millioenen aan geld voor
het genadig vonnis. Andre daartegen hadden berigten van eene geheele
pacificatie van Europa, door een verdeling, bij den keizer aan Engeland
voorgeslagen, om 't welk te negotieeren de heren Röel en de Ségur na
Engeland zouden overgestoken zijn. Volgens dat plan kwam Staatsvlaan-
dren aan ons terug en alle coloniën, except de Kaap, waartegen wij zouden
cedeeren de frontiersteden van Braband. Wijders liep de verdeeling over
geheel Europa. Het plan scheen mij toe fraay uitgedagt en aanneemlijk
voor alle partijen. Ik kon het dan ook niet geheel verwerpen en ik hield
het daarvoor, dat het gesloten tractaat tusschen den keizer en koning op
den 16 dezer, alleen zou moeten werken casu quo, wanneer namelijk geen
kans wezen zou om met Engeland zig te verstaan, dog dat. dit anders
zijnde, het geheel tractaat quoad nos zoude cesseeren.
Misschien is het ijdelheid om aan dat stuk zoveel credit te hegten.
Maar als er tog niets is, dat ons den moed kan opbeuren, dan was het
nog veel elendiger gestelt. Ik heb dit tenminsten voor mij nodig. Nog
dagelijks met verdrietlijke bezigheden bezet, wat kan mij beter in staat
stellen mij daaraan met gelatenheid over te geven dan de hoop, dat de
zaaken zig nog eens eindlijk ten goeden schikken zullen? En indien ik dit
als onmogelijk beschouwde, dan zoude ik ze waarlijk zo niet kunnen ter
harte nemen gelijk ik nog doe. Hoezeer ik reeds gewaar worde, dat de
onzekerheid, in welke wij verkeeren, in mij een zekere onverschilligheid
en laauwheid veroorzaakt, die ik eigentlijk niet behoorde te hebben. Want
als ik mij dikwils voorstel: het is nog maar om zoveel weken of dagen
102