1810 april Vrijdag 6. Nihil. Ik had thans vrij wat rust. De zaaken schenen een zekere plooy te nemen en huiten de requisitiën voor hospitalen wierd ik niet gekweld. Maar ondertusschen continueerde de verlamming van zeer veele takken van administratie, bij deze door gebrek aan geld, bij gene door de onzekerheid der publieke zaaken, hetgeene moedeloosheid veroorzaakte. Ik zag van alle kanten, dat den boel moeilijk aaneen te houden was. Ik deed er wel veel moeite toe, misschien hier en daar niet geheel zonder vrugt, dog het ensemble word zeer melaats en ik moet wel verlangen om er uit te zijn, hoe leed mij dit ook doen zal. De post bragt niets mee, als veel moois over het hoge huwlijk. Bij de debatten in 't Hogerhuis in Engeland had lord Mulgrave zig nog uitge laten op eene aantijging van Lord Holland, dat men geweygerd had, zig met Vrankrijk in te laten, over uitwisseling van krijgsgevangenen, dat dit niet onbepaald was afgeslagen, zelfs, dat nog niet alle hoop was opgegeven. Van een andre kant melde men, dat de graaf Metternich als afgezant van Oostenrijk na Parijs [was] om een arrangement te bewerken met Enge land. Dit een en ander geeft mij nog enige moed, dat er nog met Engeland gehandelt word. Saturdag 7. Nihil. Zondag 8. Alweder geen nieuws. In alle de kerken wierd gedankt en gebeden voor 't hoge huwlijk op last vermeld den 4 deser. Maandag 9. Nihil. Heden betrokken de Zwitsers de casernes. Dingsdag 10. Alle de overige troupes gingen eveneens, hoewel na veel moeite en sollicitatiën, in de casernes en dus wierd eindlijk de burgerij ontlast. Het was voor veelen zeer drukkende geweest, vooral daar de sol daat te weinig onderhoud kreeg en hij dus veelal ten laste van den burger kwam. Laat in den avond kreeg de landdrost Ermerins een expresse uit Tholen, houdende ministeriële communicatie van de cessie van Zeeland en van het ontslag der amptenaaren van den eed aan den koning. Ik had geen gelegenheid hem zelf te spreken en hij vertrekt morgen weer na Tholen. Hij had n.b. in diezelfde brief nog order gekreegen om den boel nog zo wat en zoveel doenlijk in order te houden. Ik weet niet wat dit beduid en hoe dit uittevoeren. Woensdag 11. In de couranten van heden hadden wij het tractaat, den 16 te Parijs gesloten, waarbij Zeeland, Braband, 't Land van Nymwegen en Bommelerwaard aan Vrankrijk wierd afgestaan. Holland zou 12000 man 106

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1963 | | pagina 154