1810 april druk bekent te makenmaar niettemin te zorgen, dat alle authoriteiten en amptenaaren daarvan onderrigt worden. Dat voorts iedereen, die om familiebelangen of andre reden zig in Holland wilt nederzetten, aldaar zal ontfangen worden a bras ouverts. Aan het slot stond: Vous ferez bien de vous rendre agréable a votre nouveau gouvernement, dog deze woorden waren zigtbaar met de pen des konings doorgekrabt en de brief getekend: Louis. De heer Ermerins communiceerde mij nog een missive van den land drost van Braband, te kennen gevende, dat hij gecommitteerden der districten tegen den 24 dezer had opgeroepen om te delibereeren over het zenden van een commissie na Parijs om den keyzer te complimenteeren namens de gecedeerde landen, proponeerende gelijken maatregel voor Zeeland. Wij waren het eens, dat zo Braband voorging Zeiand moest volgen, dog op de personen zal het aankomen. Die zijn er niet, temeer daar dezulke tenminsten de vereischte dienen te hebben van hier met der woon te willen blijven. En wie zal zig hierop decideeren? Enfin, de landdrost zou een dergelijke comparitie te Tholen beleggen tegen den 29 deser en verzogt mij, de denkwijze der gemeentebestuuren van Walchren te toetsen, hetgeen ik op mij nam in afwagting van zijn legale aanschrij ving. Evenwel, ik begreep, dat de commissie nooit behoorde te gaan al vorens de commissie, door den koning benoemt tot overgaaf der gece deerde landen, zijnde de heeren Elaut, Hultman en van Lynden, haar werk volbragt had en verzogt dus, den landdrost van Braband ook in dat denkbeeld te brengen. De voorgestelde apparentie in de bovengem. missive van den koning over het lang agterblijven van die commissie was weder enig, hoewel zwak, voedsel voor mijn denkbeeld en verlangen, dat de zaaken nog konden veranderen. Donderdag 19. Ik sprak met den sousprefect over het doen ener publicatie tot kennisgeving van het ontslag uit den eed van den koning. Hij vond geen bedenking, dog durfde tog niet finaal instemmen zonder dat ik er kennis van gegeven had aan den generaal Gilly. Dan, van de missive van den hertog van Reggio wilde hij absolut geen kennis gegeven hebben, aangezien dezelve niet van applicatie was op Walchren, daar reeds de administratie eener sousprefectuure exsteerde en alle authoriteiten namens den keizer gecontinueert waren. Ik kon zijn argument niet tegenspreken, hoezeer de houding van den hertog tog wonderlijk was, nadien hij geen mentie maakte van Walchren, maar in 't generaal van Zeeland sprak. Proh dolor! In Vlissingen scheen men thans met ijver te beginnen aan het opmaken 110

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1963 | | pagina 158