Donderdag 3 duurde dit nog al voort. Dan was het eene dan het andre. 1810 mei In den avond kreeg ik een brief van den commandant, meldende, dat ik zowel de sleutels aan den keizer moest praesenteeren als hij. Ik antwoord de hem, dat ik dan mijn sleutels terugvroeg, of dat ik anders zou genood zaakt zijn om ordinaire sleutels te geven en de reden er bij te voegen. Hier bleef het bij. Ten y212, toen ik reeds te bed was, wierd ik gewekt, zijnde de commandant beneden met een officier, aide de camp van den generaal Gilly. De boodschap was alleen om mij te adverteeren, dat de keizerin meekwam en dat dus alle de apartementen van 't Hotel moesten opgemaakt worden ten eersten. Ik nam aan te doen wat ik konde. Maar, door wat aanleyding weet ik niet meer, de commandant begon weder mij alle soorten van verwijtingen te doen, te dreygen, te raazen, als een dol mensch. Ik gaf wel geen krimp, dog zeyde tevens, dat ik geresolveerd was, niet boos te worden en beriep mij op den andren officier, die niets zeyde, maar zijn schouders ophaalde. Nadat dit vrij lang geduurd had vertrok ken zij. Nimmer in mijn leven ben ik zo insolent bejegent, en dat zonder schuld of reden. Het is een monster uit de hel. Ik bezat mij volkomen, maar ik was geheel beroerd en sliep zeer slegt. Ik meen zulk eene beje gening niet te verdienen. Den dag was voor 't overige ook al zeer onrustig doorgebragt. De aanhoudend verwisselende tijdingen over de komst van den keizer en nu met de keizerinne, dan vandaag, dan morgen, dan weer op een andre dag en de continueele beschikkingen daaruit voortvloeiende, deden mij den dag zeer onaangenaam doorbrengen. In den avond had ik een vrij interes sant entretien met den heer Beyts, procureur-generaal van 't Hof van Appèl te Brussel, die mijn consideratiën verzogt over de organisatie van de regterlijke magt alhier, bepaaldlijk over het getal van vrederegters in Zeeland en de persoonen daartoe geschikt, gelijk mede over de personen om uit te maken een Tribunal de Justice. De heer Beyts scheen een zeer intelligent man en zeer vriendlijk. Hij was belast met de organisatie van de regterlijke magt in alle de gecedeerde landen en moest dat in een zeer korten tijd verrigten. Nu, het zal er dan ook na wezen. Op zijn Fransch. Ligt en digt. Vrijdag 4. De commandant zond mij dezen morgen de sleutels van de poort terug. Welk eene inconsequentie. Ondertusschen, dit zal hem waar schijnlijk veel gekost hebben, qu'il a du revenir sur ses pas. Ik bragt den dag alweder elendig door, in een aanhoudende onrustigheid over de komst van den keizer, waarvan ik nu de annonce zag in eene ministerieele mis sive. Ook liet de generaal Gilly mij dit uit Vlissingen adverteeren door 117

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1963 | | pagina 165