1810 mei schenkbord en de sleutels na den Oosthavendijk ten ^3 uuren. De eene
kwam voor de andre na mij volgen, maar ik dagt: beter alleen present te
zijn als in 't geheel niet. Even daar gekomen, kwamen wel eenige koetsen
terug met hoge personaadjen, dog de meeste reden na Rammekens omdat
men meende, dat Z.M. van daar gewagt wierd. Wij gingen dan na den
Westhavendijk, schilderden daar een geruimen tijd, wanneer eindelijk de
koetsen terugkwamen met de keizerin, de koning en koningin van West-
phalen, den onderkoning van Italiën en het gevolg. De keizer was aan
Rammekens te paard gereden na Vlissingen en zou van daar na Middel
burg komen. Wij gingen dan ook derwaarts tot aan 't Groenewoud. De
gewapende burgers deden hetzelve.
Na alwederom een geruimen tijd gewagt te hebben, kwam eindlijk de
keizer circa agt te paard met zijn gevolg en guardes. Ik stond met de
Municipaliteit aan 't einde van de gewapende burgers. Door zijn hard
rijden kon ik den keizer niet onderkennen. Ik had meer na de rok als na
den persoon gezien en doordien hij zeer eenvoudig, zonder eenig distinc
tief teken was, sprak ik aan die op hem volgde. Ik wierd gedisabuseert en
sprak den keizer aan: Sire, a la tête de I'administration municipale j'ai
Vhonneur de présenter a V.M. les clefs de la ville et l'hommage de ses
habitans. De keizer viel mij aanstonds in de reden. Je ne veux pas de vos
clefs etc. Est-ce vous qui avez remis les clefs aux Anglais et a fait illuminer
la ville a leur entree?
Ik zeyde: Sire, les clefs n'ont jamais été remis aux Anglais, ni la ville
a été illuminée a cette époque. Hij: Quel nom avez-vous? Ik: Schorer.
HijQuelle est votre qualité? IkJe fais les fonctions de bourgemaitre.
HijLe bourgemaitre de votre ville est un scêlérat et il sera sévèrement
puni.
En zo reed hij vliegens heen. Zijn toon en houding was menacant. Ieder
hoorde alles even gemaklijk en ik was met iedereen stupéfait. Evenwel
zeer bedaard, maar ontroerd over zulk eene onverwagte ontmoeting. Ik
ging met de leden en de burgerwagt terug na 't stadhuis, met slaande
trom en bedankte daar de burgerwagt. De époque was te sanglant om niet
iedereen op de been te brengen. Nu, iedereen was dit ook. Ik ondervond
nimmer meer deelneming in mijn lot en meer blijken van genegenheid.
Ik wist niet, dat ik zoveel verdiend had. Indedaad. Ik was er evenzo
stupéfait en bewogen over als over de époque zelf. Ik verzogt de heer
Vemede nog dien eigen avond een pro memorie te stellen tot rescontre
van de twee punten van accusatie met oogmerk om die aan Z.M. te doen
overhandigen, waartoe de heer Bijleveld mij wilde behulpzaam wezen door
middel van den generaal Duroc, die bij hem logeerde. Dan, de memorie
120