aangenaam. Evenwel was ik door de receptie van den keizer en veele verzekeringen, dat alles op goeden voet was, voor mijzelf oneindig rusti ger dan gistren. Ik ondervond wederom eene algemeene belangstelling in mijn persoon bij alle classen van menschen. Ik was er innig over bewogen en aangedaan over de wijze waarop men zig over mij uitliet en ontrent mij handelde. Mijn ziel was kalm en dankbaar. Vrijdag 11. Ik ontfing een missive van den prefect d'Argenson, houdende de benoeming door den keizer van eene commissie om de belangen van stad en eilanden na te gaan en in eene pro memorie te vervatten, om aan hem prefect te overhandigen. Benevens mij, als president van die commis sie, waaren benoemt de heeren Verheije van Citters, Snouck Hurgronje, M. Tak, Vernede en van Stapele. Deze benoeming verzekerde mij nu, dat de keizer ten mijnen aanzien anders dagt dan hij gedaan had. Ik wilde mij dan ook niet onttrekken en nam ze nam bij eene missive aan gem. prefect, onder deze voorwaarde, dat ik mij daardoor niet direct wilde verbinden in den dienst van den keizer, aangezien ik nog in betrekking stond met den koning van Holland. Ik had natuurlijk door alle de drukten, die we derom onophoudelijk waaren, geen gelegenheid om over het onderwerp van die commissie te denken. De keizer reed na de Nolle en Vlissingen. leder feliciteerde mij met den gelukkigen keer. Saturdag 12. Toen ik op stadhuis met zaken bezig was, kwam een cham- bellan mij zeggen, que l'Empereur désirait de voir la commission, qu'il vouloit faire quelque chose pour Middelbourg pendant son séjour. Ik zeyde, dat ik de leden niet zo gemaklijk krijgen kon en dat ik en frak was. Hij zeyde, quand ce ne fut que deux membres et le costume n'y fait rien, mieux ainsi que de n'y être pas. Ik ging er met de heer Vernede na toe en liet intusschen de heer Hurgronje adverteren, de andre heeren waren niet bij de hand. Wij waren er maar kort, toen de chambellan ons zeyde, que l'empereur allait monter a cheval et qu'il falloit nous rendre a son passage. Wij deden dit in 't voorhuis. Ik maakte mijn compliment. Hij: Eh bien, avez-vous déja travaillé dans voire commission? Ik: Non Sire, a peine les membres en sont instruits; pourtant j'espère de commen- cer bientót. Hij: Voila encore la lenteur hollandaise. Ik: Mais, Sire, ce sont des objects d'une importance majeure qu'il faut traiter et dans ces moments il y a tant a faire. Hij: Hé bien, dépêchez-vous. Vertrok en steeg te paard. Wat zijn die Franschen tog vlug. Zij denken dat wij klaar zijn en zijn 123

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1963 | | pagina 171