1810 mei nog niet begonnen. Dat wil er bij mij nog niet in. Wij overdenken meer en veranderen minder. En ik houde dit over 't algemeen voor verre het beste. De keizer reed te paard in de stad en op den Oosthavendijk etc. De keizerin reed de Langeville, Zandweg, over den Abeele terug. De keizer was reeds gistren en heden te Westcappelle verwagt dog is er niet geweest. Ik wierd 's middags door een chambellan verzogt mij te chargeeren met de uitdeeling der gratificatiën voor de rijtuigen, hetgeen ik op mij nam. In 't onzekere of de keizer hier nog langer zou blijven en uit vreezen, dat de commissie andermaal mogt geroepen worden, dorst ik het niet laten, dezelve bijeen te doen komen opdat men tenminsten eo casu zou kunnen zeggen dat men begonnen was. Wij kwamen 's avonds bijeen, bepaalden eenige pointen, die wij als de belangrijkste zouden en avant zetten, dog het was meest defunctorie, dan er was geen arrêt doordien ik continueel ontrust wierd en mijn hoofd stond er niet na om te denken. Want ik kreeg een brief van den sousprefect, annonceerende het vertrek morgenogtend en requireerende alle nodige rijtuigen, waarmede ik mij wederom tot laat in den nagt moest bezig houden. Zondag 13. Ik ging ten 7 uuren na 't Paleis, alwaar ik 3500 fr. ontfing in goud om te betalen de rijtuigen hier en in Goes en de vaartuigen in 't Sloe. Ik kon mij aan deze commissie niet onttrekken, hoezeer het mij veel embarras zal geven, maar het kwam mij wonderlijk voor, dat men dit aan mij opdroeg, daar reeds door den sousprefect eenige betalingen voor rij tuigen geschied was. De weth en vroedschap waren tegen 1/^8 gedagvaerd. Wij begaven ons na den Westhavendijk in de coepel van de heer Lam- brechtsen, de gewapende burgers posteerden zig ook aldaar. Ten %10 kwam de keizer in de koets met de keizerin, met de koning en koningin van Westphalen. Ik sprak ze aan, bedankende voor de genotene eere, met recommandatie en wensch van een goede reis etc. Ik voegde er bij, dat ik in mijn particulier ook hoopte te meriteeren de agting etc. De keizer was vriendlijk, zeyde genegen te zijn aan de inwoners, dog dat men moest trouw en gehoorzaam zijn en alle mercantile belangen, die aan zijn oog merk nadeelig waren, vooral abandonneeren. Er bijvoegende, dat hij ge- decreteert had, dat Zeeland een apart departement wezen zoude en Middel burg de hoofdplaats. Eindlijk, dat hij zig in mij bedrogen had en misleid was. Ik toonde mijn gevoeligheid, bedankte en wenschte een goede reis en behoude thuiskomst in de hoofdstad. Alzo vertrok hij, mij latende in eene geheele andre gemoedsgesteldheid als bij zijn komst en ook voor zigzelf, immers na het uiterlijke te oordee- len, vrij wat meer vrolijk en vergenoegd. Het weer was buyig en het woei 124

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1963 | | pagina 172