hard. Evenwel ging het embarquement aan Rammekens vrij wel, terwijl zij 1810 mei alle met sloepen in korten tijd de Goesche wal bereikten, met oogmerk om te rijden na Bath en alzo nog dien eigen avond te Antwerpen te zijn, gelijk dan ook geschied is. Nu ging ik met den wethouder Stavorinus en de vroedschappen tusschen het gelid van de gewapende burgers, met slaande trom en na het geroep van Leve de Burgemeester en zig met groen op de hoeden versiert te heb ben, weder na 't stadhuis, alwaar ik de heeren bedankte voor hunne moeite, zowel als de gewapende burgers. Alzo was nu wederom deze époque geëindigd, voor mij in allen deele zo belangrijk. Ik had nu in hetzelfde huis in de Abdij verwelkomt: in 1786 den prins van Oranje, in 1809 den koning van Holland, in 't zelfde jaar had ik, zonder te verwelkomen want het was allesbehalven dat, gezien den graaf van Chatham, als commandant en chef der expeditie, en in 1810 den keizer van Vrankrijk geharangueert. Welk een zamenloop van omstan digheden. Ik verlies er mij in. Dan, om van deze laatste époque nog iets te zeggen: indien ik een openbare en algemeene blijk hebben moest van de agting mijner medeburgers, dan kon er bijna geen weg worden uitge- dagt, meer geschikt om mij dien te bezorgen, dan den hoon dien ik eerst had ondergaan. Want hierdoor leyde iedereen zodanig zijn belangsteling aan den dag, dat hij het niet zou hebben kunnen doen in die maate, zonder zulk eene allerbijzonderste aanleyding. Ik was hierover heden weder zeer sterk aangedaan en dankte God menigmaal in mijn binnenste over den zegen en het goede, dat Hij mij toezond. Want dog: de agting mijner medeburgers houde ik daarvoor en tel ze onder de eerste genoegens van mijn leven. Nu, van dien kant heb ik niets meer te verlangen. Nog heden beijverde men zig om het Paleis te ontruimen, terwijl de generaal Gilly hetzelve weder dadelijk betrekken wilde. De commissie ad hoc was hiertoe zeer werkzaam en alles zal ras weer in order zijn. Maandag 14. Heden deden de douaniers weer huiszoeking bij juffrouw des Touche, van Bul en Maerobi en enleveerden zommige goederen. N.B. die Fransche grooten hadden niet weynig gekogt van al hetgeen aan Engelsche goedren alhier te krijgen was. De heer van Doorn communi ceerde mij heden, dat hem gistren door den sousprefect was te kennen gegeven, dat hij de eerste op de nominatie stond te komen, als staatsraad van den keizer, hem radende zijn vertrek na Holland te staaken, terwijl hetgeen er tegen wierd aangevoerd, ontleend uit zijn betrekking met den koning van Holland, wierd beantwoord met dat koningrijk te doen envi- sageeren als per se, misschien alras, zullende ingelijft worden etc. en dat 125

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1963 | | pagina 173