etc. te ondergaan. Men verhaalde, dat de heer van Rooyen in Holland ook 1810 mei
was gearresteerd. Hij is 't hoofd van 't comptoir van Louissen, dat Dikson
bestuurt heeft te Vlissingen, die mede vervoert is. Nog zegt men, dat de
koning weer na Parijs gaat om de fêtes. Ondertusschen worden de fêtes
hij aanhoudenheid uitgesteld. En die uit Holland komen zeggen, dat daar
de verslagenheid algemeen is en men niets anders wagt dan eene incorpo
ratie in Vrankrijk. Ongelukkig vaderland.
Maandag 21. Niets bijzonders.
Dingsdag 22. Alsvoren. Een partij van de jonggetrouwde te Domburg. Ik
kwam er laat omdat den geheelen morgen in besogne was met de commis
sie door den keizer benoemd. Ik was er bovendien weynig toe gestemd.
Want ik ontfing, behalven de decreeten over de organisatie der departe
menten eene aanschrijving van den sousprefect, dat Middelburg op den
30 dezer moest leveren 140 man gardecótes. Hoewel het mij niet vreemd
voorkwam, had ik dit zo spoedig niet gewagt. En hoe dit nu aan te leggen?
Welk een wreedheid, dat men mij gebruikt tot zulke middelen, waarvan
ik zo afkeerig ben. Want die menschen zijn niet te krijgen als met dwang.
En welk een onaangename taak is dit. Ik was er geheel ontroerd van en
niet minder verlegen over de uitvoering. Enfin, de dag liep te Domburg
ten einde, voor mij met zeer weynig genoegen.
Onder de bovengem. artikelen van 't decreet bepaalde er onder andren
een, dat er te Parijs een commissie zou vaceeren van bekwame mannen uit
de gecedeerde landen om over verscheyde belangen te adviseeren. Zonder
mij onder dat getal te rangschikken, zie ik waarlijk rontom mij niet veel
menschen, die zo excelleeren. Zonder mij van eenigen hoogmoed te kunnen
beschuldigen meen ik in 't stuk der beoordeeling van 's lands- en stads
belangen nevens allen te kunnen staan. Het ware ook schande zo dit anders
was. Wie van hun is langer dan ik in zaaken geweest? Ik ken er niemand
onder. Maar wat volgt daaruit, als andren er ook zo over oordeelen? Dat
ik gevaar loop van in die commissie benoemd te worden. En dan na
Parijs! Wat moet mij nog overkomen? Hoe kom ik er af? Dit denkbeeld
was mij ondertusschen zeer onaangenaam, het verdreef geheel het ver
schiet van eenige ruste onder de mijne, daar ik zo zeer na haakte.
Dan alwederom: ligt dit in den weg der voorzienigheid, dat ik mij dan,
als 't zijn moet, alles getrooste. Kon ik dan maar, na zo eene commissie,
rust hebben! Maar mogelijk dan nog minder. Leer mij na Uw wil te
handlen etc. en laat ik de evenementen niet vooruitlopen. Er komen er
dagelijks genoeg die mij aangaan, zonder mij over volgende te moeten
129