1810 juni vaderland af en leere ieder, op Hem te zien en stille te zijn. Het moge in 't politique mogelijk een les wezen, die schroomvalligheid aanduid. Maar in de gegeve omstandigheden en uit een godsdienstig oogpunt beschouwd, houd ik ze voor de beste. Dingsdag 5. De grootste drukte was thans de organisatie van de garde- cótes. Buiten dat was er weinig werk aan de winkel en alles rustig. Woensdag 6. In Vlissingen waren Spaansche krijgsgevangenen gekomen om aan de fortificatiën te arbeiden en er wierd nog een aantal verwagt. Vlissingen, hoor ik, word half afgebroken en blijft niets dan een fortres. Si placet Anglis. Donderdag 7. Nihil. Vrijdag 8. Als voren. De nationale schuldbrieven stonden in de couranten op de vorige postdag genoteert 21 a 22, die van Rusland 70 pet, dog zedert was er in beyde weer eenige rijzing. Saturdag 9. Te Vlissingen waren gerugten van een aanmerkelijk aantal Engelsche schepen, die men zeyde in 't zigt te wezen. Men zeyde niet minder dan 500. De torenwagter had niets gezien en dus was alles waarschijnlijk valsch. Zondag 10. De tijding van de schepen van gistren was eigentlijk aange- bragt te Vlissingen door een kof, die, uit zee komende, had gerapporteert die schepen gezien te hebben, met bijvoeging, dat de destinatie na Holland was. Alles was in vago en scheen vertelling. Niettemin waren er, die de destinatie niet zo voor geheel onwaarschijnlijk hielden in dit ogenblik. Maandag 11. Mijn vrouw wekte mij vóór 6 uuren. Zij had zig zedert 4 uuren niet wel gevonden, was nog gistren op ter Hoge geweest en op de zondagspartij tot 12 uuren vannagt. Ik zond om de Puyt en andre. Dan, eer er iemand was behalven de baker, was zij reeds voor zeven uuren bevallen van een dogter, alleen in 't bijzijn van mij, minne en de baker. Natuurlijk waren die ogenblikken ongemeen inquiétant. Ik vergeet ze nooit. Dan, God lof, alles schikte zig bijzonder wel en mijn vrouw bevond zig beter als ooit bij dergelijke gelegenheid, zonder zwaare pijnen gehad te hebben. Nu haal ik weer ruimer adem. Ik was ditmaal ongeruster ge weest dan ooit, vooral daar zij zo corpulent was en ik daardoor voor 134

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1963 | | pagina 182