1810 augustus was. Als zij doorgaat, een hofstede minder. Mijn inkomen word op die manier merkelijk besnoeid, zo door velerley wanbetalingen als door ver lies van capitaal. Ik kan niet zeggen, dat mij dit ontrust. Want het is door mijn toedoen niet. Maar als ik wat vooruitloop en ik bedenk, dat ik binnen eenige jaaren mogelijk weer huwbaare kinderen heb, dan word ik wel eens angstvallig. Want tot nu toe heb ik voor mijn kindren kunnen spaaren en, zonder mij iets te weygeren. zonder zoveel ik weet ergens in karig geweest te zijn, gelede verliezen kunnen goedmaken door andre winsten, zelfs altijd aanmerkelijk overleggen. Maar dit zal bij vervolg geen plaats meer hebben. Zoo denkt men al als men lang vooruit rekent. En welk een ijdelheid! De dood rukt deez of genen weg en God blijft zorgen. Welnu dan, behoorlijk gebruik gemaakt van hetgeen ik heb en dan dat soort van zorgen aan een kant gezet. Wie heeft voor mij alles zo beschikt, tegen verwagting en boven alles wat ik mij immer konde voor stellen Zondag 12. Nihil. Maandag 13. Ik wierd heden door keel- en oorpijn t'huis gehouden. Het kwam mij geheel wonderlijk voor zulk een dag te passeeren, zonder zaaken te doen. Het gaf mij, met al de pijn, een aangename kalmte. Dingsdag 14. Ik was beter, dog hield mij t'huis. Woensdag 15. De jaardag van de keizer wierd gevierd. Er wierd ge preekt, de vlag stond op den toren, de schepen vlagden, 's Avonds wierd braaf geschoten. De prefect ontfing de geconstitueerde authoriteiten. Van de 15.000 fr. wierd een gulden per hoofd aan alle de armen uitgedeeld, de rest bleef tot ordinair huishouden. Ik bleef buiten. Donderdag 16. Onze besognes eindigden met den directeur der contribu tions over de bepaling van het zuiver inkomen van landen en huyzen, om daarna de fonciere contributie te reguleeren. Dooreengeslagen was het imposable per gemet in Walchren maar f 4.3.-. Wanneer nu volgens de Fransche wet de impositie maar een vijfde mag bedragen, zou de verpon ding maar zijn iets over de 16 stuiv. Dit is zeker weynig. Ik denk ook wel. dat men het verhogen zal. Evenwel, wanneer, gelijk te voorzien is, het eiland geen subsidie meer krijgt, en de waterpenningen moeten daarmede verhoogt worden, dan kan het geen groote verhoging lijden of 't is ge daan met den landbouw. De directeur Renard schijnt een équitabel mensch 148

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1963 | | pagina 196