en is mij zeer meegevallen. Ik wagt dus van dien kant zowel als van den 1810 augustus prefect alles redelijks. Vrijdag 17. De heer Macquet was benoemd als ontvanger-generaal, een ampt van 15.000 onzuiver. Het schijnt het gevolg eener relatie van den prefect met zijn zuster in vroeger dagen, toen hij uit Vlaandren geëmi- greert was en zig te Vlissingen ophield. Men houd het voor iets bijzonders, dat [voor] die post geen Franschman genomen is. Saturdag 18. In de bewuste Société Maternelle was in Middelburg door niemand ingeschreven. Ik meldde dit heden aan den prefect. Uit Parijs scheen er hoop op enige moderatie in de tiërceering, dog vrees voor de tienden. Zondag 19. Ik was heden aan de Zuidcraier, daar het elendig gesteld en een doorbraak te voorzien is. Met overleg der directie en inspecteur Dingemans resolveerde men, om den prefect te verzoeken, de polder zelve en de 3 agterleggende te gelasten, met kar en paard aan den dijk te rijden. Alzo zal men van de winter buiten vreze zijn. En daar de Fransche geen geld geven, zijn zij des te gemaklijker om soortgelijke orders uit te vaar-, digen. Nu, dit is in dit geval zonder bedenking. Want de polders zouden anders als agterliggende moeten betalen en nu rijden zij. Men zegt, dat onze commissie uit Parijs op de terugreize is. Ik verlang er iets van te vernemen. Maandag 20. Nu waren de commissiën over budget, over de fonciere con tributie, over eerdienst, afgesprongen. Dit gaf mij meer ruimte. Nu bleven nog de gardecótes over. Dit ging langzaam. Evenwel, de 2600. die men gespendeert heeft aan den commandant van d'artillerie Le Roux, door middel van den heer Nolsen, die dat stuk genegotieert heeft, maaken dat men van dien kant minder gedrongen word. Er mankeerden heden nog 38 man. Dingsdag 21. Nihil notandum. Woensdag 22. De reis van de keizer na Holland scheen uitgestelt. Het zou, dunkt mij, een slegt teken zijn. Want als die groote heeren reizen, deelen zij tog altoos faveurs uit. Men maakt in Holland veel toestel om hem wel te ontfangen. Overal zijn garde d'honneurs van de aanzienlijkste, die daarom tog niet zeer keizersgezind zijn. Maar aangezien de meeste menschen 149

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1963 | | pagina 197