1810 september en prefect gedragen wierd, ik die order moest houden comme non
avenue. Dat ik mij evenwel verpligt vond hem daarvan te prevenieeren,
met verzoek, zo ik ongelijk had, mij te willen desabuseeren en om permis
sie om zijn stilzwijgen voor een aveu te houden. Ik gaf hem den brief in
handen en verzogt, dezelve, indien de inhoud inconvenient was, mij die
te willen teruggeven en houden als niet geschreven. Hij las die met atten
tie, vond er niets in, waarom hij die niet konde aannemen, dog zeyde
tevens, dat hij niet zou antwoorden. Ik zeyde, dat ik daarmee mijn doel
getroffen had. Dat als ik er weer over aangesproken wierd, ik dan wist
wat te antwoorden en dat ieder dan doen kon zoals hij verkoos. Enfin,
hij was op de materie zeer faciei en beleefd en [ik] begreep, dat men
niets riskeerde als dat men zomtijds heden de decoratie dragen en morgen
zou moeten afleggen, wanneer de keizer de order mortificeerde. En dat,
zo men dit niet verkoos, het dan veiliger was te wagten, totdat de keizer
op dat stuk finaal zou gedecreteert hebben. Nu, dat moet nu ieder weeten
wat hij verkiest. Als andre het gaan dragen doe ik het ook. Het heeft
thans in een militaire regering eenige meerder waarde dan wel anders.
Vrijdag 28, 29, 30. Niets bijzonders.
156